Overwegingen
1. Eiseres heeft twee jonge kinderen en is een zogenoemde statushouder uit Malta.
2. De asielaanvraag van eiseres is niet-ontvankelijk verklaard omdat Malta op 10 augustus 2013 internationale bescherming aan eiseres heeft verleend. Deze beslissing van verweerder is in rechte komen vast te staan door de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2022.
3. Eiseres heeft ter zitting aangeven dat na de uitspraak van de Afdeling het EHRM is verzocht om een interim measure te treffen en de overdracht aan Malta te verbieden totdat het EHRM een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de vraag of door de overdracht van eiseres en haar kinderen aan Malta een schending van artikel 3 EVRM dreigt. Ten tijde van de behandeling van het bewaringsberoep is niet bekend of het EHRM (al) een interim measure heeft getroffen.
4. Eiseres verzoekt de rechtbank de bewaringsmaatregel op te heffen omdat niet duidelijk is of de toegang tot Malta voor beide kinderen is gewaarborgd, de registratie van de geboorteplaats van het oudste kind onjuist is en bovendien zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt omdat eiseres geen medewerking aan de Covid-test heeft verleend en deze noodzakelijke medewerking zal blijven weigeren.
5. De rechtbank zal de maatregel opheffen en eiseres en haar kinderen in vrijheid stellen en overweegt daartoe als volgt.
6. De rechtbank stelt allereerst uitdrukkelijk vast dat uit het dossier blijkt dat de [naam] en DT&V zeer zorgvuldig hebben gehandeld en zich voortdurend rekenschap hebben gegeven van de omstandigheid dat eiseres twee zeer jonge kinderen heeft. Uit de maatregel blijkt namelijk dat de [naam] eiseres en haar kinderen direct na oplegging van de maatregel zelf heeft vervoerd naar de Gesloten Gezinsvoorziening in plaats van te wachten op DV&O om zodoende de tijd die eiseres en haar kinderen op het politiebureau in Eindhoven zouden moeten doorbrengen zo kort mogelijk te houden. Om de tijd die eiseres en haar kinderen in de GGV zouden moeten doorbrengen zo kort mogelijk te houden is het tijdsverloop tussen oplegging van de maatregel en de aanvraag van de vlucht zo gering dat de overdracht aan Malta reeds op 5 april 2022 zou hebben kunnen plaatsvinden. Ook uit het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel en uit de vertrekgesprekken die hebben plaatsgevonden op 18 februari 2022, 16 maart 2022, 28 maart 2022 en 29 maart 2022 blijkt van zorgvuldig handelen en voortdurend rekening houden met de omstandigheden van eiseres en haar kinderen.
7. De vaststelling dat sprake is van op zichzelf zorgvuldig handelen door rekening te houden met de gezinssituatie doet echter niet af aan de conclusie van de rechtbank dat de maatregel ten tijde van het onderzoek ter zitting onrechtmatig is en daarom zal worden opgeheven zodat eiseres en haar kinderen in vrijheid worden gesteld.
8. De grondslag voor de maatregel is artikel 59, tweede lid, Vw. De Afdeling heeft, na het stellen van prejudiciële vragen, in haar uitspraak van 12 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:28) bepaald dat deze bepaling ten grondslag kan worden gelegd aan het in bewaring stellen van zogenoemde statushouders. Artikel 59, tweede lid, Vw vereist echter onder meer dat “de voor terugkeer van betrokkene noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnenkort voorhanden zijn”. Aan dit vereiste is in de onderhavige procedure naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. 9. Verweerder heeft in de maatregel aangegeven dat eiseres en haar kinderen kunnen reizen met een zogenoemde “EU-Staat”. Terugkeer van eiseres en haar kinderen bestaat naar het oordeel van de rechtbank echter niet alleen uit de
reis naar Malta, maar ook uit de
toelating tot Malta. Het begrip “terugkeer” is immers meeromvattender dan het begrip “vertrek” en impliceert de (legale) inreis in de andere lidstaat en dus de toegang tot die lidstaat. Voor de reis zijn de noodzakelijke bescheiden ten tijde van de maatregel voorhanden. Voor de toelating van eiseres en haar beide kinderen tot Malta zijn echter ten tijde van de behandeling ter zitting de noodzakelijke bescheiden (nog) niet compleet en dus niet voorhanden.
10. Anders dan verweerder, kwalificeert de rechtbank de toelating tot Malta niet als “
eventuele praktische problemen bij aankomst”, maar als “
juridisch vereiste voor de rechtmatigheid van de maatregel die ter toetsing voorligt”. Dit betekent dat in een concrete procedure aanleiding kan bestaan voor verweerder om over bescheiden te beschikken waaruit blijkt dat die toelating is gewaarborgd.
11. Op 22 februari 2022 heeft verweerder de Maltese autoriteiten gevraagd of eiseres en haar dochters die geboren zijn op [geboortedatum] , respectievelijk [geboortedatum] , zullen worden toegelaten tot Malta indien verweerder aan zijn verplichting wil voldoen om illegaal op zijn grondgebied verblijvende derdelanders te verwijderen. Verweerder heeft hierbij gewezen op de mededeling van de Maltese autoriteiten aan verweerder van 19 januari 2022 dat aan eiseres internationale bescherming is verleend en op grond daarvan een verblijfstitel met een geldigheidsduur tot 3 september 2023 is verstrekt.
12. Op 25 februari 2022 hebben de Maltese autoriteiten -onder meer- het navolgende geantwoord:
(…)
According to our records [naam] (ref.: [nummer 2] ) was granted subsidiary protection status on 10/08/2013 and her protection certificate is valid till 03/09/2023. Consequently Malta has no objection for her transfer. Yet we could not find any records pertaining to the minor children (i.e. [naam]
and [naam] ) but if they are [naam] 's minor children
there are no objections from this end for them to travel to Malta with their mother.
Are birth certificates available please?
(…)
13. De rechtbank heeft verweerder gevraagd of (kopieën van) de geboorteakten van beide dochters inmiddels naar de Maltese autoriteiten zijn verzonden en de Maltese autoriteiten de toelating van de dochters hebben toegezegd. Verweerder heeft aangegeven dit niet te hebben gedaan omdat uit bovenstaand bericht van de Maltese autoriteiten niet blijkt dat de Maltese autoriteiten deze geboorteaktes als eis voor toelating hebben gesteld. De rechtbank volgt dit niet. Uit bovenstaand bericht blijkt dat er geen gegevens bekend zijn over dochters van eiseres en dat toelating is gewaarborgd als er -kort gezegd- sprake is van een ouder-kind relatie. De Maltese autoriteiten vragen daarbij gericht om geboorteakten. Hieruit kan niet anders dan worden afgeleid dat de Maltese autoriteiten een nadere onderbouwing van verweerder verlangen, welke onderbouwing ten tijde van de behandeling ter zitting niet is verschaft terwijl dit wel had gekund. De rechtbank heeft verweerder vervolgens gevraagd hoe de feitelijke overdracht die daags na de zitting is gepland zal gaan plaatsvinden en of eiseres nadere documenten meekrijgt en meeneemt om te kunnen onderbouwen dat zij twee kinderen heeft en of verweerder dit op voorhand kenbaar zal maken aan de Maltese autoriteiten of dat eiseres, die tijdens de vlucht niet begeleid zal worden, dit zelf na aankomst in Malta ter plekke “moet regelen”.
14. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om een nadere termijn na zitting te bepalen om dit na te gaan afgewezen omdat verweerder uiterlijk ter zitting moet onderbouwen dat de maatregel van bewaring, dat immers een belastend besluit is, niet onrechtmatig is en bovendien de overdracht aan Malta daags na de zitting om 11:50 uur gepland is. De rechtbank heeft verweerder wel aangeboden het onderzoek ter zitting kort te onderbreken om verweerder in de gelegenheid te stellen telefonisch contact op te nemen met de regievoerder.
15. Verweerder heeft van de regievoerder vernomen dat eiseres in het bezit is van de geboorteakte van haar jongste dochter die in Nederland is geboren en zij die akte dus kan meenemen. Of eiseres in het bezit is van een geboorteakte van haar oudste dochter is onbekend. De gemachtigde van eiseres heeft er terecht op gewezen dat het minstgenomen opmerkelijk is dat de Maltese autoriteiten zeggen geen gegevens van de oudste dochter te hebben terwijl zij is geboren in de periode dat eiseres al vijf jaar in Malta verbleef. De oudste dochter is bovendien bij verweerder geregistreerd als geboren in [geboorteplaats] in Ethiopië. Aan eiseres is door Malta op 10 augustus 2013 internationale bescherming verleend. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat eiseres na statusverlening is teruggekeerd naar haar land van herkomst. De registratie van de geboorteplaats van de oudste dochter roept dus, zoals de gemachtigde terecht heeft aangevoerd, vragen op. Gelet op deze onduidelijkheid had verweerder eens ter meer spoedig na oplegging van de maatregel en uiterlijk tijdens het onderzoek ter zitting naar de rechtmatigheid van de maatregel ervoor moeten zorgdragen dat de toelating van eiseres en haar beide dochters was gewaarborgd.
16. De rechtbank concludeert dat ten tijde van de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel de toelating van beide dochters van eiseres niet vaststaat gelet op de mededeling van de Maltese autoriteiten dat van hen geen gegevens bekend zijn en wordt gevraagd of geboorteakten beschikbaar zijn. Anders dan gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd regardeert dit niet de beoordeling of sprake is van zicht op uitzetting. Zoals eerder overwogen vereist de grondslag van de maatregel dat de voor terugkeer van betrokkene noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn en omvat de terugkeer in dit verband zowel de reis naar de andere lidstaat als de toelating tot die lidstaat.
17. Gelet op de redactie van artikel 59, tweede lid, Vw en de jurisprudentie van de Afdeling over de inbewaringstelling van statushouders, is voor een rechtmatige bewaring vereist dat die bescheiden er ten tijde van de oplegging, dan wel kort daarna voorhanden zijn. De rechtbank legt dit in de onderhavige procedure aldus uit dat die bescheiden voor terugkeer, waaruit de gewaarborgde toelating voor eiseres en haar beide dochters moet blijken, uiterlijk ten tijde van het onderzoek ter zitting voorhanden hadden dienen te zijn. In het onderhavige geval heeft verweerder niet onderkend dat het enkele voorhanden zijn van een vervangend reisdocument en het bericht van de Maltese autoriteiten dat eiseres zal worden toegelaten niet volstaat, zodat moet worden geconcludeerd dat niet is voldaan aan de vereisten om eiseres en haar kinderen in vreemdelingenbewaring te houden.
18. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen nadere bespreking.
19. Hoewel de bewaring onrechtmatig is, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiseres schadevergoeding toe te kennen. De grondslag van de bewaring geeft verweerder enige tijd om de voor terugkeer noodzakelijke bescheiden voorhanden te krijgen. Het tijdsverloop tussen de oplegging van de maatregel en het onderzoek ter zitting is niet zodanig lang dat indien verweerder ter zitting had kunnen mededelen dat geboorteakten voor beide dochters inmiddels voorhanden waren en de Maltese autoriteiten hiervan op de hoogte waren of inmiddels uitdrukkelijk de toelating hadden bevestigd en daarmee de bescheiden voor terugkeer had gecompleteerd, de voortduring van de maatregel ook onrechtmatig zou zijn bevonden door de rechtbank.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De rechtbank heeft melding gemaakt van de termijn om hoger beroep in te stellen.
Deze uitspraak is aldus uitgesproken in het openbaar op 4 april 2022 door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van C. van Osch, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op: 6 april 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.