Promotiereglement Universiteit Leiden 2018
Artikel 10. Goedkeuring manuscript als proefschrift
1. De promotor draagt de verantwoordelijkheid voor de aanvaarding van het manuscript als proefschrift. De promotor ziet erop toe dat het proefschrift voldoet aan de eisen die in het algemeen aan een proefschrift kunnen worden gesteld. In het bijzonder vergewist hij of zij zich ervan, onverminderd de in artikel 13 genoemde verantwoordelijkheid van de promovendus op dit punt, dat het manuscript geen plagiaat bevat en ook in alle andere opzichten voldoet aan de toepasselijke gedragsregels voor de wetenschapsbeoefening.
2. Alvorens zijn of haar goedkeuring aan het manuscript als proefschrift te geven, toetst de promotor de hem of haar voorgelegde tekst in het bijzonder aan de eisen, gesteld bij de artikelen 13 tot en met 17 en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan de volgende punten:
a. het belang van het onderwerp;
b. het belang en een scherpe profilering van de probleemstelling;
c. het wetenschappelijk niveau van de ordening, de analyse en de verwerking van het materiaal;
d. de afleiding van nieuwe inzichten en nieuwe opvattingen uit deze analyse;
e. de zuiverheid van de gevolgde methodiek bij deze analyse;
f. de aanwezigheid van een kritische confrontatie van eigen conclusies met bestaande theorieën of opvattingen;
g. de aanwezigheid van een creatieve benadering van het in het manuscript behandelde wetenschapsgebied;
h. de mate waarin het manuscript gebaseerd is op door de promovendus zelfstandig verricht onderzoek of op onderzoek waaraan hij of zij een essentiële bijdrage heeft geleverd;
i. gebleken zelfbeperking, wat omvang betreft, bij het opstellen van de tekst;
j. de aanwezigheid van evenwicht in de opbouw van het manuscript en helderheid in de stijl.
3. De promotor beslist binnen zes weken na ontvangst van het manuscript over de goedkeuring als proefschrift, tenzij de promovendus instemt met een langere beslissingstermijn. De promovendus kan in geval van overschrijding van die termijn, de decaan verzoeken de promotor op te dragen voor een bepaald tijdstip zijn of haar beslissing over de goedkeuring te nemen.
4. Ingeval de promotor van oordeel is dat het manuscript aan de daaraan te stellen eisen voldoet en kan gelden als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap, verleent hij of zij zijn of haar goedkeuring. Indien een copromotor is aangewezen, verleent de promotor zijn of haar goedkeuring niet dan na van diens oordeel kennis te hebben genomen. De beslissing bevat in geval van onthouding van de goedkeuring de motivering daarvan.
5. De promotor bericht de promovendus met gebruikmaking op de daartoe door het College voor Promoties vastgestelde wijze (bijlage 3) dat hij of zij het manuscript goedkeurt als proefschrift dan wel deze goedkeuring onthoudt. De promotor zendt de decaan hiervan afschrift.
6. In geval van onthouding van de goedkeuring van het manuscript als proefschrift door de promotor, kan de decaan namens het College voor Promoties op verzoek van de promovendus na deze en de promotor te hebben gehoord, een andere promotor aanwijzen, tenzij de decaan, in het geval dat er twee of meer promotoren zijn aangewezen, van oordeel is dat een nieuwe aanwijzing niet nodig is.
7. In het geval van een promotie op het gebied van de kunsten vergewist de promotor alvorens zijn of haar goedkeuring aan het manuscript als proefschrift te geven zich ervan dat er naast het proefschrift ook sprake is van een artistieke prestatie zoals bedoeld in artikel 13 lid 6.
Artikel 11. Ontslag van de als promotor aangewezen hoogleraar
4. Indien de promotor niet langer in staat of bereid is als promotor op te treden, kan de decaan namens het College voor Promoties de in artikel 6 bedoelde aanwijzing intrekken. In dat geval kan een andere hoogleraar als promotor worden aangewezen volgens de in artikel 6 beschreven procedure.
Artikel 36. Bemiddeling decaan
1. Indien met betrekking tot een besluit krachtens dit reglement – artikel 37 uitgezonderd – door of namens het College voor Promoties genomen, een geschil ontstaat, kan de belanghebbende zich tot het College voor Promoties wenden door middel van een bezwaarschrift.
2. Indien het geschil betrekking heeft op een krachtens dit reglement genomen besluit dat niet door of namens het College voor Promoties is genomen, is kan de belanghebbende zich tot het College voor Promoties wenden door middel van een beroepschrift.
3. Het beroepschrift of bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit aan betrokkene is ter kennis gebracht.
4. Het beroepschrift bedoeld in het tweede lid, wordt bij het College ingediend door tussenkomst van de decaan die in het geschil zijn bemiddeling verleent. De decaan hoort in elk geval de partijen die bij het geschil betrokken zijn. Indien deze bemiddeling binnen redelijke termijn geen resultaat heeft, zendt de decaan het beroepschrift door naar het College voor Promoties.
Artikel 37. Besluit College voor Promoties
1. Het College voor Promoties stelt alvorens op het bezwaar- of beroepschrift een besluit te nemen de partijen die bij het geschil betrokken zijn alsmede de decaan in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het College voor Promoties kan zich door een door het College in te stellen commissie laten adviseren. In dit geval geschiedt het horen bedoeld in het eerste lid, door de commissie.
3. Het besluit van het College voor Promoties wordt terstond aan alle betrokkenen schriftelijk medegedeeld.