ECLI:NL:RBDHA:2022:3144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
21/200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot intrekking aanwijzing promotoren Universiteit Leiden en beëindiging promotietraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een buitenpromovendus aan de Universiteit Leiden, en het College voor Promoties van de Universiteit Leiden. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het College, waarin de aanwijzing van zijn promotoren werd ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de promotoren van eiser, na een beoordeling van zijn manuscript, tot de conclusie waren gekomen dat het manuscript niet voldeed aan de eisen voor een proefschrift. Eiser voerde aan dat hij onbehoorlijk was behandeld en dat de universiteit onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn situatie. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit geen besluit op bezwaar was, maar een primair besluit, en dat het beroep van eiser in beginsel niet-ontvankelijk was. Echter, gezien de omstandigheden en de wens van beide partijen om een inhoudelijk oordeel, verklaarde de rechtbank het beroep ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de promotoren om de begeleiding te beëindigen een beoordeling van het kennen en kunnen van eiser betrof, waartegen geen beroep kon worden ingesteld. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat de besluitvorming zorgvuldig was geweest.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het College voor Promoties van de Universiteit Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. D.H. Mandel).

Procesverloop

Bij brief van 2 juni 2020 heeft de promotor van eiser, mede namens de mede-promotor en co-promotor, eiser medegedeeld dat zij van oordeel zijn dat het manuscript van eiser niet voldoet aan de eisen die aan een proefschrift gesteld worden in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, c, d, e, f, g en j van het Promotiereglement Universiteit Leiden 2018 en dat zij de begeleiding staken.
Bij besluit van 30 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten dat de decaan van de faculteit der Governance and Global Affairs de aanwijzing van eisers promotoren kan intrekken. Verweerder heeft in dit besluit voorts opgemerkt dat hij voor eiser niet een andere promotor zal zoeken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging aan het bestreden besluit vooraf?
Eiser is in 2011 als buitenpromovendus aan de Universiteit Leiden gestart met het opstellen van zijn manuscript. Gedurende zijn promotietraject is eiser begeleid door verschillende promotoren. In de periode tot 14 februari 2017 is hij begeleid door promotor prof. dr. [A] . Van medio 2017 tot 13 april 2018 is hij begeleid door een team van drie andere promotoren (prof. dr. [B] , dr. [C] en prof. dr. [D] ). Van 16 mei 2019 tot 2 juni 2020 is eiser begeleid door een team van weer drie (deels andere) promotoren (prof. dr. [E] , prof. dr. [D] en prof. dr. Mr. [F] ). Verweerder heeft laatstgenoemde promotoren aangewezen bij besluit van 16 mei 2019.
Bij brief van 2 juni 2020 hebben laatstgenoemde promotoren aan eiser medegedeeld dat zij van oordeel zijn dat het manuscript van eiser niet voldoet aan de eisen die aan een proefschrift worden gesteld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, c, d, e, f, g en j van het Promotiereglement Universiteit Leiden 2018. Omdat zij niet het vertrouwen hebben dat het manuscript nog een proefschrift kan worden, staken zij de begeleiding.
Bij brief van 12 juli 2020 heeft eiser bij verweerder beroep aangetekend tegen de brief van de promotoren.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder gereageerd op het beroep van eiser en besloten dat de decaan van de faculteit der Governance and Global Affairs de aanwijzing van eisers promotoren kan intrekken. Verweerder heeft in dit besluit voorts opgemerkt dat hij voor eiser niet een andere promotor zal zoeken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij brief van 1 december 2020 heeft de decaan van de faculteit der Governance and Global Affairs aan eiser medegedeeld dat de aanwijzing van de promotoren met ingang van die dag is ingetrokken.
Wat voert eiser aan?
6. Eiser voert – kort en zakelijk weergegeven – aan dat hij door de Universiteit Leiden onbehoorlijk is behandeld. De universiteit heeft geen onderzoek gedaan naar de situatie waarin hij terecht kwam toen er een einde kwam aan de begeleiding door prof. dr. [A] , die over zijn manuscript nog maar één opmerking had. Zijn nieuwe promotoren wilden hem dwingend opleggen wat hij in zijn manuscript moest schrijven, kwamen steeds terug op gemaakte afspraken en weigerden zijn feedback te accepteren. Hun handelen is volgens eiser in strijd met de
Golden Rules for PhD Supervision. Eiser noemt verschillende wetenschappers die bereid waren om hem te begeleiden dan wel zitting te nemen in de promotiecommissie. Het besluit van de promotoren om de begeleiding te beëindigen is genomen binnen drie weken na het indienen van de laatste versie van het manuscript. Die periode is volgens eiser te kort om het manuscript goed te kunnen beoordelen. In het bestreden besluit wordt volgens eiser ten onrechte vermeld dat alles is gedaan om hem te begeleiden. De leden van verweerder gingen tijdens de hoorzitting ook niet in op zijn inhoudelijke opmerkingen over het interdisciplinaire karakter van zijn onderzoek, de positie van de juristerij en bestuurskunde ten opzichte van de sociale wetenschappen en synergie. Eiser stelt dat uit jurisprudentie van de rechtbank blijkt dat de universiteit niet overgaat tot onderzoek naar de promotieprocedure, de eigen organisatie beschermt en promovendi dupeert. Prof. dr. mr. H. Franken heeft volgens eiser verklaard dat zijn manuscript wel degelijk voldoet aan de eisen.
Wat is het standpunt van verweerder?
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het promotietraject van eiser zich laat kenmerken als er een van onenigheden met zijn promotoren. Volgens verweerder valt op dat alle promotoren die eiser hebben begeleid, hebben vastgesteld dat eiser onvoldoende luistert naar kritiek. Eiser schermt bovendien met namen van wetenschappers die het met hem eens zouden zijn, terwijl die geen rol hebben in het promotietraject en ook niet verifieerbaar is of eiser hun opvattingen juist verwoordt. Hetgeen eiser opmerkt over prof. dr. [A] is niet juist, het tegendeel is waar: hij heeft juist opgemerkt dat er nog veel werk te verzetten was. Het is verweerder verder niet duidelijk op welke jurisprudentie eiser doelt. Verweerder heeft zich, overigens zonder hiertoe gehouden te zijn, tweemaal ingespannen om nieuwe promotoren voor eiser te vinden. Gezien alle inspanningen die in de afgelopen elf jaar door alle promotoren zijn verricht, is verweerder van mening dat de universiteit aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat niet van verweerder verlangd kan worden dat hij opnieuw op zoek gaat naar een nieuwe promotor.
Het oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
8. De relevante bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en het Promotiereglement Universiteit Leiden 2018, dat ten tijde van het bestreden besluit van toepassing was, zijn opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.

De ontvankelijkheid van het beroep

9. De rechtbank dient allereerst te beoordelen of het beroep van eiser ontvankelijk is. Voordat beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter moet immers eerst een administratief beroeps- of bezwaarprocedure gevolgd worden. Het bestreden besluit bevat weliswaar een rechtsmiddelenverwijzing naar de rechtbank en is geschreven in reactie op het “beroep” van eiser tegen de brief van de promotoren van 2 juni 2020, maar is naar het oordeel van de rechtbank geen beslissing op bezwaar of administratief beroep. De brief van de promotoren van 2 juni 2020 is namelijk geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar of administratief beroep kan worden ingesteld. Van een beslissing van een bestuursorgaan is immers geen sprake. Het bestreden besluit bevat bovendien geen dictum waarmee het beroep van eiser ongegrond wordt verklaard. Het bestreden besluit heeft ook een ander rechtsgevolg dan de brief van de promotoren. Verweerder heeft (anders dan de promotoren met hun brief hebben gedaan en konden doen) met het bestreden besluit besloten tot het door de decaan laten intrekken van de aanwijzing van eisers promotoren. Deze bevoegdheid komt verweerder (en niet de promotoren) toe op grond van artikel 11, vierde lid, van het Promotiereglement Universiteit Leiden 2018. Het bestreden besluit is dan ook geen besluit op bezwaar of administratief beroep, maar een primair besluit op grond van voornoemd artikel.
10. In beginsel is het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk. Dat is slechts anders indien eiser het bestuursorgaan zou hebben verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter en het bestuursorgaan daarmee heeft ingestemd. Dat verzoek heeft eiser niet gedaan. De rechtbank ziet echter toch aanleiding om het beroep van eiser ontvankelijk te verklaren. Ter zitting heeft zowel eiser als de gemachtigde van verweerder te kennen gegeven behoefte te hebben aan een inhoudelijk oordeel van de rechtbank. Beide partijen waren in de veronderstelling dat met het bestreden besluit is beslist op het beroep van eiser tegen de brief van de promotoren. Er heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarin de bezwaren van eiser tegen het stopzetten van het promotietraject inhoudelijk zijn besproken. In het bestreden besluit heeft verweerder ook op die bezwaren gereageerd. Een nieuwe bezwaarprocedure zou naar het oordeel van de rechtbank dus een zinledige herhaling van zetten zijn. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het gerechtvaardigd om de standpunten van partijen ter terechtzitting op te vatten als een verzoek om en instemming met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. De rechtbank verklaart het beroep van eiser dus ontvankelijk en zal dat hierna inhoudelijk beoordelen.
Een beslissing van het kennen en kunnen van eiser
11. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit geschaard achter de beslissing van de promotoren om het promotietraject van eiser te staken en heeft deze beslissing aan zijn besluit tot intrekking van de aanwijzing van eisers promotoren ten grondslag gelegd. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van de promotoren om het promotietraject te staken, een beoordeling van het kennen of kunnen van eiser betreft. Deze beslissing bevat immers een beoordeling van de capaciteiten van eiser inzake het promotietraject. Op grond van artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder e, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Deze bepaling staat eraan in de weg dat, door het instellen van beroep tegen het besluit tot intrekking van de aanwijzing van eisers promotoren een oordeel van de bestuursrechter wordt verkregen over een besluit dat als zodanig van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming is uitgezonderd. Dit betekent dat ten aanzien van de bij het bestreden besluit overgenomen beslissing slechts kan worden beoordeeld of verweerder zich al dan niet terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan de formele voorschriften die bij of krachtens de Awb, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of enige andere wet in formele zin zijn gesteld, is voldaan. [1] De rechtbank zal de beroepsgronden van eiser die zien op de inhoud van het manuscript en het oordeel van de promotoren daarover dan ook onbesproken laten. Eiser heeft zijn stelling dat andere wetenschappers van mening zijn dat zijn manuscript wél aan de eisen van een proefschrift voldoet overigens niet onderbouwd met bewijsstukken.
12. Eiser heeft geen concrete formele voorschriften genoemd waarmee het bestreden besluit in strijd zou zijn. De door hem genoemde
Golden Rules for PhD Supervisionzijn geen voorschriften die bij of krachtens een wet in formele zin zijn gesteld. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom niet aan deze regels toetsen, maar aan de hand van eisers beroepsgronden beoordelen of het bestreden besluit voldoet aan het wettelijke vereiste dat een besluit zorgvuldig moet zijn voorbereid.

De zorgvuldigheid van de besluitvorming

13. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, doordat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie waarin hij zich bevond toen een einde kwam aan de begeleiding door prof. dr. [A] en doordat de daaropvolgende promotoren hem onvoldoende en op onjuiste wijze hebben begeleid.
13. Uit het dossier blijkt dat verweerder zich de afgelopen jaren heeft ingespannen om eiser te begeleiden naar een manuscript dat voldoet aan de eisen die aan een proefschrift worden gesteld. Nadat de begeleiding door eisers eerste promotor beëindigd werd, heeft verweerder tot tweemaal toe nieuwe promotoren bereid gevonden om het promotietraject van eiser voort te zetten. Dit terwijl het gelet op artikel 6, eerste, tweede en derde lid, van het Promotiereglement Universiteit Leiden 2018 de verantwoordelijkheid van eiser zelf is om een hoogleraar of universitair hoofddocent bereid te vinden om op te treden als promotor.
13. De stelling van eiser dat prof. dr. [A] in november 2016 nog slechts één opmerking had en dat de opvolgende promotoren dus ten onrechte tot het oordeel kwamen dat hij het manuscript moest herschrijven, vindt geen steun in het dossier. Uit e-mails van prof. dr. [A] van 20 december 2016, 21 december 2016 en 14 februari 2017 blijkt juist dat het manuscript hem niet meeviel en dat hij weinig terug zag van zijn eerdere opmerkingen over de richting van het manuscript. In zijn e-mail van 20 december 2016 merkt prof. dr. [A] op dat de mogelijkheid bestaat dat het manuscript wordt afgerond, maar dat dit nog een behoorlijke inspanning zal vereisen en veel werk betekent.
13. Ook de daaropvolgende promotoren komen steeds unaniem tot de conclusie dat, ondanks hun inspanningen, het manuscript van eiser niet voldoet. Eiser heeft zijn stellingen dat de feedback van de promotoren niet consistent en helder was en dat zij niet bereid waren om feedback te ontvangen, niet onderbouwd. Bij het primaire besluit zijn e-mails van de promotoren aan eiser gevoegd van 2 september 2019, 18 oktober 2019, 12 februari 2020, 17 maart 2020 en 28 maart 2020, waarin feedback wordt gegeven over het manuscript. Van inconsistenties, onduidelijkheden of een onbereidheid om feedback te ontvangen is de rechtbank hierin niet gebleken. Uit het dossier blijkt bovendien dat de verschillende promotoren die eiser in de loop der jaren hebben begeleid, juist steeds tot de bevinding komen dat het eiser is die kritische feedback vaak naast zich neerlegt.
13. Dat het besluit van de promotoren om de begeleiding te beëindigen is genomen binnen drie weken na het indienen van de laatste versie van het manuscript, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat dit besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat deze termijn de promotoren voldoende gelegenheid bood om een oordeel te vormen over de kwaliteit van het manuscript, blijkt uit de uitgebreide feedback die daarover, onder verwijzing naar eerdere feedback, wordt gegeven in hun brief van 2 juni 2020.
13. Eiser heeft niet gemotiveerd waarom het onbesproken laten van zijn inhoudelijke opmerkingen tijdens de hoorzitting over onder meer het interdisciplinaire karakter van zijn onderzoek tot gevolg heeft dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ook heeft hij niet toegelicht uit welke rechtspraak zou blijken dat de rechtbank van oordeel is dat de universiteit promovendi dupeert en op welke wijze die rechtspraak hier relevant is. De rechtbank kan hieruit dus niet de conclusie trekken dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Conclusie
19. De rechtbank ziet in de gang van zaken voorafgaand aan het bestreden besluit geen schending van een formeel voorschrift dat bij of krachtens de Awb, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of enige andere wet in formele zin is gesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de beroepsgronden van eiser geen doel treffen.
19. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
Artikel 7:1a
1. In het bezwaarschrift kan de indiener het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.
3 Het bestuursorgaan kan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is.
Artikel 8:4
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing.

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 7.18. Verlening van de graden Doctor of Doctor of Philosophy; toegang en inrichting promotie
1. Het college voor promoties van een universiteit, de Open Universiteit of een levensbeschouwelijke universiteit is bevoegd de graden Doctor of Doctor of Philosophy te verlenen op grond van promotie. De graden Doctor en Doctor of Philosophy zijn gelijkwaardig.
2. Tot de promotie heeft toegang ieder:
a. aan wie op grond van artikel 7.10a, eerste of tweede lid, de graad Master is verleend; en die
b. als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap een proefschrift heeft geschreven dan wel een proefontwerp heeft vervaardigd, en
c. heeft voldaan aan de eisen, gesteld in het in artikel 7.19 bedoelde promotiereglement.
3. In bijzondere gevallen kan het college voor promoties personen die voldoen aan het tweede lid onder b en c maar niet voldoen aan dat lid onder a, tot de promotie toegang verlenen.
4. Voor elke promotie wijst het college voor promoties een promotor aan. Als promotor kunnen worden aangewezen een hoogleraar of, voor zover aan diegene de graad Doctor of Doctor of Philosophy is verleend, een ander personeelslid van een universiteit, een levensbeschouwelijke universiteit of de Open Universiteit dat naar het oordeel van het college voor promoties over voldoende bekwaamheid beschikt om als promotor op te treden. De promotie vindt plaats ten overstaan van dit college of van een commissie, door het college samen te stellen uit hoogleraren en andere personen ten aanzien van wie het heeft geoordeeld dat zij over voldoende bekwaamheid beschikken om in de commissie zitting te hebben, met inachtneming van het in artikel 7.19 bedoelde promotiereglement.
5. Voor de toepassing van het vierde lid worden de bijzondere hoogleraren bij een openbare universiteit gerekend tot de hoogleraren van die universiteit.
6. Een instelling kan gezamenlijk met een of meer Nederlandse of buitenlandse instellingen de graden Doctor of Doctor of Philosophy verlenen op grond van een promotie. Het eerste tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing. De instellingen kunnen nadere afspraken maken omtrent de uitvoering binnen het bepaalde in het promotiereglement.
Artikel 7.19. Promotiereglement; eredoctoraat
1. Met inachtneming van het daaromtrent bij deze wet bepaalde stelt het college voor promoties het promotiereglement vast. In dat reglement worden geregeld:
a. de gang van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de promotie en met betrekking tot de promotie zelf, daaronder begrepen de taak en bevoegdheden van ieder die bij de promotie is of kan worden betrokken,
b. de voorzieningen betreffende de beslechting van geschillen die zich met betrekking tot de voorbereiding van de promotie en de promotie zelf kunnen voordoen, en
c. indien van toepassing, de gang van zaken met betrekking tot artikel 7.18, zesde lid.
2. Het college voor promoties is bevoegd om, op voordracht van het instellingsbestuur, wegens zeer uitstekende verdiensten aan natuurlijke personen de graad Doctor honoris causa te verlenen.

Promotiereglement Universiteit Leiden 2018

Artikel 10. Goedkeuring manuscript als proefschrift
1. De promotor draagt de verantwoordelijkheid voor de aanvaarding van het manuscript als proefschrift. De promotor ziet erop toe dat het proefschrift voldoet aan de eisen die in het algemeen aan een proefschrift kunnen worden gesteld. In het bijzonder vergewist hij of zij zich ervan, onverminderd de in artikel 13 genoemde verantwoordelijkheid van de promovendus op dit punt, dat het manuscript geen plagiaat bevat en ook in alle andere opzichten voldoet aan de toepasselijke gedragsregels voor de wetenschapsbeoefening.
2. Alvorens zijn of haar goedkeuring aan het manuscript als proefschrift te geven, toetst de promotor de hem of haar voorgelegde tekst in het bijzonder aan de eisen, gesteld bij de artikelen 13 tot en met 17 en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan de volgende punten:
a. het belang van het onderwerp;
b. het belang en een scherpe profilering van de probleemstelling;
c. het wetenschappelijk niveau van de ordening, de analyse en de verwerking van het materiaal;
d. de afleiding van nieuwe inzichten en nieuwe opvattingen uit deze analyse;
e. de zuiverheid van de gevolgde methodiek bij deze analyse;
f. de aanwezigheid van een kritische confrontatie van eigen conclusies met bestaande theorieën of opvattingen;
g. de aanwezigheid van een creatieve benadering van het in het manuscript behandelde wetenschapsgebied;
h. de mate waarin het manuscript gebaseerd is op door de promovendus zelfstandig verricht onderzoek of op onderzoek waaraan hij of zij een essentiële bijdrage heeft geleverd;
i. gebleken zelfbeperking, wat omvang betreft, bij het opstellen van de tekst;
j. de aanwezigheid van evenwicht in de opbouw van het manuscript en helderheid in de stijl.
3. De promotor beslist binnen zes weken na ontvangst van het manuscript over de goedkeuring als proefschrift, tenzij de promovendus instemt met een langere beslissingstermijn. De promovendus kan in geval van overschrijding van die termijn, de decaan verzoeken de promotor op te dragen voor een bepaald tijdstip zijn of haar beslissing over de goedkeuring te nemen.
4. Ingeval de promotor van oordeel is dat het manuscript aan de daaraan te stellen eisen voldoet en kan gelden als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap, verleent hij of zij zijn of haar goedkeuring. Indien een copromotor is aangewezen, verleent de promotor zijn of haar goedkeuring niet dan na van diens oordeel kennis te hebben genomen. De beslissing bevat in geval van onthouding van de goedkeuring de motivering daarvan.
5. De promotor bericht de promovendus met gebruikmaking op de daartoe door het College voor Promoties vastgestelde wijze (bijlage 3) dat hij of zij het manuscript goedkeurt als proefschrift dan wel deze goedkeuring onthoudt. De promotor zendt de decaan hiervan afschrift.
6. In geval van onthouding van de goedkeuring van het manuscript als proefschrift door de promotor, kan de decaan namens het College voor Promoties op verzoek van de promovendus na deze en de promotor te hebben gehoord, een andere promotor aanwijzen, tenzij de decaan, in het geval dat er twee of meer promotoren zijn aangewezen, van oordeel is dat een nieuwe aanwijzing niet nodig is.
7. In het geval van een promotie op het gebied van de kunsten vergewist de promotor alvorens zijn of haar goedkeuring aan het manuscript als proefschrift te geven zich ervan dat er naast het proefschrift ook sprake is van een artistieke prestatie zoals bedoeld in artikel 13 lid 6.
Artikel 11. Ontslag van de als promotor aangewezen hoogleraar
4. Indien de promotor niet langer in staat of bereid is als promotor op te treden, kan de decaan namens het College voor Promoties de in artikel 6 bedoelde aanwijzing intrekken. In dat geval kan een andere hoogleraar als promotor worden aangewezen volgens de in artikel 6 beschreven procedure.
Artikel 36. Bemiddeling decaan
1. Indien met betrekking tot een besluit krachtens dit reglement – artikel 37 uitgezonderd – door of namens het College voor Promoties genomen, een geschil ontstaat, kan de belanghebbende zich tot het College voor Promoties wenden door middel van een bezwaarschrift.
2. Indien het geschil betrekking heeft op een krachtens dit reglement genomen besluit dat niet door of namens het College voor Promoties is genomen, is kan de belanghebbende zich tot het College voor Promoties wenden door middel van een beroepschrift.
3. Het beroepschrift of bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit aan betrokkene is ter kennis gebracht.
4. Het beroepschrift bedoeld in het tweede lid, wordt bij het College ingediend door tussenkomst van de decaan die in het geschil zijn bemiddeling verleent. De decaan hoort in elk geval de partijen die bij het geschil betrokken zijn. Indien deze bemiddeling binnen redelijke termijn geen resultaat heeft, zendt de decaan het beroepschrift door naar het College voor Promoties.
Artikel 37. Besluit College voor Promoties
1. Het College voor Promoties stelt alvorens op het bezwaar- of beroepschrift een besluit te nemen de partijen die bij het geschil betrokken zijn alsmede de decaan in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het College voor Promoties kan zich door een door het College in te stellen commissie laten adviseren. In dit geval geschiedt het horen bedoeld in het eerste lid, door de commissie.
3. Het besluit van het College voor Promoties wordt terstond aan alle betrokkenen schriftelijk medegedeeld.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP9569.