ECLI:NL:RBDHA:2022:3165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
AWB 21/6237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak van EU-burger tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een burger van de Europese Unie, afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 22 juni 2021, waartegen hij een voorlopige voorziening vroeg. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er eerder op 3 maart 2022 al een uitspraak is gedaan in een vergelijkbare zaak (zaaknummer AWB 21/6236). Aangezien het beroep gegrond is verklaard, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter, gezien de gegrondverklaring van het beroep, de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 759, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en zijn toegekend voor de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/6237

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker,

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigden: mr. Ö. Saraç en A.M. Barreveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 juni 2021 (het bestreden besluit). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 3 maart 2022, zaaknummer AWB 21/6236, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Omdat het beroep gegrond is verklaard, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 759 (bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).
.

Beslissing

De voorzieningenrechter;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ten bedrage van € 759
(zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.