ECLI:NL:RBDHA:2022:3211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Moldavische eiser wegens gebrek aan bewijs en geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Moldavische eiser. De eiser had op 8 oktober 2020 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij in Rusland als vastgoedmakelaar had gewerkt en daar persoonlijke problemen had ondervonden, waaronder ontvoering en onterechte detentie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 19 november 2021 afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, maar de door hem ondervonden problemen niet. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 9 maart 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris was niet verschenen.
De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn asielrelaas te onderbouwen. Hoewel de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, had hij geen documenten overgelegd die zijn verklaringen ondersteunden. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de eiser over zijn reizen naar en vanuit Moldavië niet overeenkwamen met de stempels in zijn paspoort, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij in de negatieve belangstelling stond van de Moldavische autoriteiten en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat het asielrelaas niet geloofwaardig was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.