ECLI:NL:RBDHA:2022:3212
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig asielrelaas en gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.K.E. van den Heuvel, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag had afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in zitting te Breda, waar eiser aanwezig was met een tolk, E. Tackey, en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J.J.F.M. van Raak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Dit maakte het voor de rechtbank moeilijk om de geloofwaardigheid van zijn verklaringen te beoordelen. Eiser had vaag verklaard over de dood van zijn ouders en de bedreigingen die hij zou hebben ontvangen van zijn oom. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de verklaringen van eiser niet voldoende waren om zijn asielrelaas aannemelijk te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijke problemen ondervindt met de politie in zijn land van herkomst. De verklaringen van eiser over de redenen waarom hij zou worden gezocht, waren eveneens vaag en niet overtuigend. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was voor eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst, en dat de aanvraag terecht was afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.