ECLI:NL:RBDHA:2022:3212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
NL22.534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig asielrelaas en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.K.E. van den Heuvel, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag had afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in zitting te Breda, waar eiser aanwezig was met een tolk, E. Tackey, en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J.J.F.M. van Raak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Dit maakte het voor de rechtbank moeilijk om de geloofwaardigheid van zijn verklaringen te beoordelen. Eiser had vaag verklaard over de dood van zijn ouders en de bedreigingen die hij zou hebben ontvangen van zijn oom. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de verklaringen van eiser niet voldoende waren om zijn asielrelaas aannemelijk te maken.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijke problemen ondervindt met de politie in zijn land van herkomst. De verklaringen van eiser over de redenen waarom hij zou worden gezocht, waren eveneens vaag en niet overtuigend. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was voor eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst, en dat de aanvraag terecht was afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.534
proces-verbaal van de mondelinge uitspaak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak)

ProcesverloopBij besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Tackey. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Vaststaat dat eiser geen enkel document heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Het ligt dan op zijn weg om zijn relaas met gedetailleerde verklaringen aannemelijk te maken. Dat geldt zeker als het gaat om elementen die de kern van zijn asielrelaas raken.
2. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser doodsbedreigingen heeft ontvangen van zijn oom na het overlijden van zijn ouders wegens een geërfd stuk grond. Verweerder heeft hiertoe kunnen overwegen dat eiser over de dood van zijn ouders vaag heeft verklaard. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn oom en het stuk land vaag en summier zijn. Terecht is meegewogen dat eiser tien jaar na de dood van zijn ouders zonder problemen in hetzelfde dorp heeft gewoond als zijn oom. Ook heeft eiser niet gedetailleerd over de bedreigingen heeft verklaard. Dit had wel van eiser wel mogen worden verwacht. Zo heeft eiser onduidelijk verklaard over wanneer de bedreigingen zijn begonnen en wat de aanleiding was voor deze bedreigingen.
3. Verweerder heeft verder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser persoonlijke problemen zou ondervinden met de politie wegens een conflict rondom de koning. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat de verklaringen van eiser waarom hij zou worden gezocht, vaag zijn. Uit het gehoor is onvoldoende gebleken waarom eiser in het bijzonder zou worden gezocht. De verklaring van eiser dat iedereen in het dorp doelwit was wegens deelname aan rellen, is niet te rijmen met zijn verklaring dat juist jeugdleiders werden gezocht. Dat eiser zelf ‘jongere’ is, doet daar niets aan af. De stelling in beroep dat eiser niets tegenstrijdigs heeft verklaard over de duur van de confrontatie met de politie, doet aan de andere tegenstrijdigheid en de door verweerder genoemde vaagheden in het relaas niets af.
4. Dit alles leidt tot het oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst niet een reëel risico loopt om in een situatie terecht te komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. [2]
5. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.