ECLI:NL:RBDHA:2022:3215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
NL22.3159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijke ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure op 17 februari 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, werd vastgesteld dat eiser sinds 30 maart 2022 het asielzoekerscentrum had verlaten en geen informatie had achtergelaten over zijn verblijfsplaats. De gemachtigde van eiser gaf aan geen actueel contact meer te hebben met hem. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3159
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser v-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. H.P.H.M. Teunissen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3160, op 1 april 2022 op zitting behandeld te Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de rechtbank laten weten dat eiser sinds 30 maart 2022 het asielzoekerscentrum heeft verlaten. Eiser heeft nadien geen bericht achtergelaten over zijn feitelijke verblijfsplaats, noch bij verweerder, noch bij zijn gemachtigde of bij Vluchtelingenwerk. De rechtbank stelt vast dat gemachtigde van eiser ter zitting heeft verteld dat hij geen actueel contact meer heeft met eiser. Mede gelet op vaste jurisprudentie2 zijn deze feiten en omstandigheden voldoende om te concluderen dat eiser kennelijk geen
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 september 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:579).
prijs meer stelt op de aanvankelijk door hem gezochte bescherming in Nederland. Hij heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
2. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR19928824

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.