ECLI:NL:RBDHA:2022:3215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijke ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure op 17 februari 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, werd vastgesteld dat eiser sinds 30 maart 2022 het asielzoekerscentrum had verlaten en geen informatie had achtergelaten over zijn verblijfsplaats. De gemachtigde van eiser gaf aan geen actueel contact meer te hebben met hem. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.