Uitspraak
Gezag/voogdij en omgang
Beschikking naar aanleiding van:
[Y] ,
[X]
Procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het bericht van 25 februari 2022 van de zijde van de vader;
- het bericht van 4 maart 2022 van de zijde van de vader;
- de berichten 8 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het bericht van 17 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het bericht van 30 maart 2022, met bijlage, van de zijde van de vader.
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift op verzoek voogdij tevens verweer op te verwachten aanvullend verzoek, met bijlagen;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
- de berichten van 25 februari 2022 van de zijde van de vader;
- het bericht van 4 maart 2022 van de zijde van de vader;
- het bericht van 11 maart 2022 van de tante.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de tante, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M. Kostense en door mr. E.T.P. Merkx;
- [medewerker Rvdk] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Feiten
- De vader heeft een affectieve relatie gehad met [moe van de mj] , geboren op [geboortedatum 1] 1982 te [geboorteplaats 1]
- Uit deze affectieve relatie is het volgende minderjarige kind geboren:
- De vader heeft [minderjarige] erkend.
- De moeder oefende van rechtswege alleen het gezag over [minderjarige] uit.
- De moeder is op [datum overlijden] 2022 te [plaats van overlijden] overleden.
- Op 27 januari 2022 is het testament van de moeder gepasseerd. In het testament is voor zover hier van belang het volgende bepaald:
- [minderjarige] heeft vanaf een korte periode voor het overlijden van de moeder tot 15 februari 2022 bij de tante verbleven. Sinds 15 februari 2022 verblijft [minderjarige] bij de vader.
- Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 14 maart 2022 is de vader – voor zover hier van belang – veroordeeld om in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure over het gezag van [minderjarige] zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van een voorlopige omgangsregeling tussen [minderjarige] en de tante, waarbij [minderjarige] met ingang van woensdag 23 maart 2022 iedere week vanaf woensdag tussen 17.00 uur en 19.00 uur tot vrijdagavond tussen 17.00 uur en 19.00 uur bij de tante verblijft, waarbij de precieze ophaal en terugbrengtijd door de vader wordt bepaald en waarbij de tante [minderjarige] bij de vader zal ophalen en weer terug zal brengen.
Verzoeken en verweer
- primair:hem op grond van artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (BW) met het gezag over [minderjarige] te belasten;
- subsidiair:hem op grond van artikel 1:253h BW met het gezag over [minderjarige] te belasten,
- primair: te bepalen dat zij door middel van de bereidverklaring van de voogdij is belast met het gezag over [minderjarige] ;
- subsidiair: een omgangsregeling tussen [minderjarige] en haar vast te stellen, waarbij [minderjarige] iedere week van woensdagavond 17.00 uur tot vrijdagavond 19.00 uur bij haar verblijft alsmede gedurende drie weken per jaar tijdens de vakanties, in onderling overleg te bepalen en één weekend per vier weken alsmede een voorlopige zorgregeling zoals door haar is verzocht (in het lichaam van het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken);
- primair en subsidiair: een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten waarin onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden en situatie bij zowel de vader als de tante in het kader van de beslissing omtrent het gezag en eveneens wordt onderzocht welke zorg- c.q. omgangsregeling tussen [minderjarige] en de tante dan wel [minderjarige] en de vader in het belang van [minderjarige] is,