ECLI:NL:RBDHA:2022:3240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
NL21.13905
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Ivoorkust wegens ongeloofwaardigheid van werkzaamheden voor politieke partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ivoriaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvraag ongegrond verklaard op basis van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen ondervindt vanwege zijn werkzaamheden voor zijn oom, een voormalig minister en partijvoorzitter van een politieke partij in Ivoorkust. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij wel degelijk werkzaamheden heeft verricht voor zijn oom en dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Ivoorkust.

De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet overtuigend heeft aangetoond dat hij familie is van de genoemde oom of dat hij daadwerkelijk voor hem heeft gewerkt. De rechtbank oordeelt dat de door eiser overgelegde bewijsstukken, zoals screenshots en e-mails, niet voldoende zijn om de authenticiteit van zijn claims te onderbouwen. Eiser heeft vaag en inconsistent verklaard over zijn relatie met zijn oom en de werkzaamheden die hij zou hebben verricht. De rechtbank is van mening dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat de gestelde werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende problemen niet aannemelijk zijn gemaakt.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13905

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Akhiat),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

ProcesverloopBij besluit van 7 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek met toestemming van partijen zonder zitting gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1999 en heeft de Ivoriaanse nationaliteit. Eiser heeft
aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft vanwege werkzaamheden voor zijn (gestelde) oom [A] , voormalig minister, lid van de tweede kamer en partijvoorzitter van de politieke groep de [politieke partij] ( [politieke partij] ) en voor de partij [politieke partij] . Eiser vreest bij terugkeer te worden vervolgd of vermoord door de autoriteiten.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Werkzaamheden voor [A] en zijn politieke partij;
3. Problemen vanwege de werkzaamheden.
3. Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig. Het tweede en derde element
worden niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft aan zijn standpunt over de ongeloofwaardigheid van het tweede en derde element ten grondslag gelegd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij familie is van [A] en werkzaam was voor hem of voor de [politieke partij] partij. Eiser heeft summier en inconsequent verklaard over de werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende problemen. Volgens verweerder kan vanwege de geloofwaardig geachte elementen geen verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, Vw 2000 worden verleend.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat hij aannemelijk heeft
gemaakt dat [A] zijn oom is en dat hij voor hem en voor de partij [politieke partij] werkzaamheden heeft verricht en hierdoor vreest voor de autoriteiten bij terugkeer naar de Ivoorkust. Eiser heeft in beroep screenshots (van een Twitter bericht van [A] en Whatsapp berichten) overgelegd, waaruit blijkt dat hij contact heeft met [A] . Ook heeft eiser e-mails van 4 en 5 september 2021 (tussen [A] en de gemachtigde van eiser) overgelegd, waaruit blijkt dat [A] zijn oom is. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier en tegenstrijdig heeft verklaard over de werkzaamheden voor [A] en de [politieke partij] partij. Eiser heeft het Facebook en Twitter account van zijn oom en de [politieke partij] partij bijgehouden en hierop stukken gepubliceerd. Eiser had in deze functie toegang tot vertrouwelijke dossiers over de president. Verweerder heeft zich verder ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ongerijmd heeft verklaard ten aanzien van de lijst waarop hij is geplaats van mensen die een coup tegen president [president] wilden plegen. Voorts heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn gevangenneming. Eiser voert aan dat de martelingen, uithongering en verkrachting tijdens zijn gevangenschap hebben geleid tot suïcidaliteit en psychische problemen. Ook is hij doof geraakt aan een oor. Eiser betoogt dat er nog geen traumabehandeling bij een psycholoog is gestart, omdat hiervoor wachtlijsten zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Werkzaamheden voor [A]en zijn politieke partij
5. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt
dat [A] zijn oom is en dat hij voor hem en de politieke partij [politieke partij] werkzaamheden heeft verricht. Eiser heeft vaag en ontwijkend verklaard over de band en de omgang met [A] en de reden waarom hij nu juist voor hem is gaan werken. Ten aanzien van de in de beroepsfase overgelegde stukken heeft verweerder terecht opgemerkt dat de authenticiteit daarvan niet is vast te stellen en niet kan worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk afkomstig zijn van [A] . Alleen kan worden vastgesteld dat een link op de Twitterpagina van [A] is geplaatst met de vraag hoe met hem contact kon worden verkregen.
6. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het social media account van [A]
en de partij [politieke partij] beheerde en stukken publiceerde. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de werkwijze tussen hem en [A] . Ook heeft eiser deze werkzaamheden niet met stukken onderbouwd. De stelling dat [A] eiser zou hebben gekozen om zijn social media account te beheren omdat hij hem vertrouwde wordt ook niet gevolgd. Eiser kan niet veel vertellen over zijn gestelde oom. Zo kent hij onder andere niet de namen van zijn dochters. Daarbij heeft eiser wisselend verklaard over wat voor en in opdracht van wie hij stukken publiceerde op het social media account. Zo is enerzijds verklaard dat zijn oom dat zou bepalen en in de zienswijze dat dat in overleg met partijleiders werd bepaald. De grond dat dit geen wisselende verklaring zou zijn maar een verduidelijking wordt niet gevolgd.
Problemen vanwege de werkzaamheden
7. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaring
van eiser dat hij problemen heeft ondervonden met de Garde Republicaine en de Dozo vanwege werkzaamheden voor [A] en voor de partij [politieke partij] ongeloofwaardig is. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de gestelde werkzaamheden van eiser voor [A] en de [politieke partij] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Derhalve zijn reeds daarom de daaruit voortvloeiende problemen ook niet aannemelijk.
7.1.
In aanvulling daarop wordt overwogen dat verweerder heeft zich op goede gronden
op het standpunt gesteld dat eiser wisselend en inconsequent heeft verklaard over hoe hij op de lijst van mensen die vervolgd moesten worden terecht is gekomen. Zo stelt eiser enerzijds dat de lijst in 2017 is opgesteld, maar dat hij niet weet hoe hij op deze lijst is terechtgekomen, terwijl in de correcties en aanvullingen is vermeld dat er sprake zou zijn van een overgelopen minister die hem zou hebben verraden. Niet valt in te zien waarom eiser dat niet al tijdens het gehoor zou hebben kunnen verklaren. Eiser heeft verder summier verklaard over de geheime informatie waar hij toegang toe had. Ook heeft eiser inconsistent verklaard over de duur van zijn gevangenschap door de Republikeinse Garde en de Dozo en over zijn ontsnapping. Het standpunt van verweerder daarover is in de besluitvorming toereikend gemotiveerd.
Artikel 64 Vw 2000
8. Eiser heeft voor het eerst in de beroepsfase een beroep gedaan op artikel 64 Vw
2000. Hij stelt dat hij suïcidaal is en psychisch zeer kwetsbaar is. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat deze grond niet met medische stukken is onderbouwd. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven te zien om eiser uitstel van vertrek te verlenen dan wel om onderzoek door het bureau medische advisering te laten verrichten.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.