ECLI:NL:RBDHA:2022:3278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
21-8338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om opheffing voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor restaurantbouw

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een inwoner van Nieuwkoop, had eerder een voorlopige voorziening aangevraagd die de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop schorste. Deze besluiten betroffen de verlening van omgevingsvergunningen voor de bouw van een restaurant met bedrijfswoning en bijbehorende voorzieningen. De voorzieningenrechter had eerder op 29 oktober 2021 een voorlopige voorziening getroffen, omdat er geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) was verleend door de gemeenteraad.

Verzoeker heeft in zijn verzoek om opheffing aangevoerd dat de gemeenteraad op 16 december 2021 alsnog een vvgb heeft verleend, waardoor de redenen voor de voorlopige voorziening niet langer van toepassing zijn. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van belanghebbenden, die bezwaren hebben geuit tegen de bouwplannen, buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van het verzoek om opheffing. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat het belang van verzoeker om de bouw voort te zetten zwaarder weegt dan het belang van het voortduren van de voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om opheffing toegewezen en bepaald dat het door verzoeker betaalde griffierecht wordt terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8338
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2022 op het verzoek om opheffing voorlopige voorziening van

[verzoeker] , uit [woonplaats 1] , verzoeker

(gemachtigden: mr. J.J. Turenhout en mr. C.A. Blankenstein),
en
ten aanzien van de bij uitspraak van 29 oktober 2021 (zaaknrs. SGR 21/5708 en 21/5709) door de voorzieningenrechter van de rechtbank getroffen voorlopige voorziening.
Als derde-partijen nemen aan het geding deel
1.
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop (het college)
(gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen)
2.
[derde-partij, sub 2] e.a.te [woonplaats 2] , belanghebbenden
(gemachtigde: mr. F.P. van Galen).

Procesverloop

In het besluit van 27 mei 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder aan verzoeker een omgevingsvergunning eerste fase voor de activiteit ‘handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening’ verleend voor de bouw van een restaurant met bedrijfswoning, parkeerkelder en bijbehorende terreinvoorzieningen (het bouwplan) op het adres [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] .
In een besluit van eveneens 27 mei 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder aan vergunninghouder voor het bouwplan een omgevingsvergunning tweede fase verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘inrit aanpassen/aanleggen’.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld (zaaknrs. SGR 21/4637 en SGR 21/4705). Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeksgronden zijn nadien aangevuld.
Na behandeling van dat verzoek ter zitting van 14 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 29 oktober 2021 een voorlopige voorziening getroffen, inhoudende schorsing van de bestreden besluiten tot de uitspraak op de beroepen.
Bij brief van 24 december 2021 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot opheffen van de getroffen voorlopige voorziening.
Derde-partijen hebben desgevraagd een reactie op het verzoekschrift gegeven.
Het college heeft nadere stukken toegestuurd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Blankenstein en vergezeld van N. van den Berg, architect. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] . Belanghebbenden [derde-partij, sub 2] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
1.2
Voor zover de daarbij te verrichten toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.1
Voor de inwilliging van een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening of wijziging daarvan bestaat slechts aanleiding indien er sprake is van omstandigheden die ten tijde van het treffen van de voorlopige voorziening niet bekend waren en ertoe zouden hebben geleid dat het verzoek om voorlopige voorziening zou zijn afgewezen dan wel een andere voorziening zou zijn getroffen, of van inmiddels gewijzigde omstandigheden waaraan overwegende betekenis moet worden toegekend boven het met het (onverkort) voortduren van de voorlopige voorziening te dienen belang.
Het stelsel van de Awb voorziet uitdrukkelijk niet in de mogelijkheid van herziening van of een vorm van (hoger) beroep tegen een uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening.
2.2
Uit het voorgaande vloeit voort dat de (nadere) gronden van belanghebbenden die betrekking hebben op het parkeren, lichthinder en stikstof buiten bespreking kunnen blijven.
Evenmin kan opnieuw een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van de bestreden omgevingsvergunningen worden gegeven, zoals gemachtigde van belanghebbenden voorstaat.
3.1
Voor een weergave van het bouwplan, de bestreden besluiten en de door belanghebbenden in de voorlopige voorzieningenprocedures naar voren gebrachte bezwaren verwijst de voorzieningenrechter kortheidshalve naar de uitspraak van 29 oktober 2021.
3.2
In het besluit van 16 december 2021 heeft de gemeenteraad van Nieuwkoop besloten:
1. De gevraagde verklaring van geen bedenkingen voor het bouwen van een restaurant met
bedrijfswoning, parkeerkelder en bijbehorende terreinvoorzieningen (e.e.a. volgens de tekeningen behorende bij aanvraag [aanvraagnummer] ) aan de [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] aan het college te verlenen.
2. Aan het herstelbesluit de voorschriften te verbinden zoals opgenomen in de eerder verstrekte omgevingsvergunning van 27 mei 2021 met kenmerk [aanvraagnummer] .
3. Aanvullend voorschriften in het herstelbesluit op te nemen welke als volgt luiden:
a. Het buitenterras mag uitsluitend benut worden in het tijdvak tussen 07:00 en 23:00 uur.
b. Voor het buitenterras geldt een maximum aantal gelijktijdig aanwezige personen van 72.
3.3
Het college heeft op 8 maart 2022 een wijzigingsbesluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb genomen, waarin deze voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik van het terras.
4.1
Verzoeker heeft het verzoek om opheffing ingediend, omdat (1) hij de reeds aangevangen werkzaamheden wil voortzetten om verdere schade te voorkomen en (2) de gemeenteraad tijdens de raadsvergadering van 16 december 2021 ten behoeve van het bouwplan een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) heeft verleend aan het college.
Nu de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 29 oktober 2021 geen aanleiding heeft gezien om te schorsen op andere gronden dan de ontbrekende vvgb en de voorzieningenrechter uitdrukkelijk in r.o. 7.1 vergunninghouder de mogelijkheid heeft geboden om opheffing van de schorsing te vragen zodra de vvgb is verleend, moet het verzoek om opheffing van de schorsing worden toegewezen, aldus verzoeker.
4.2
Belanghebbenden hebben naar voren gebracht dat weliswaar voorschriften aan het door het college genomen herstelbesluit zijn verbonden, maar dat dat niet betekent dat geen overlast zal worden ondervonden.
Daarnaast voeren belanghebbende aan dat de vvgb in strijd met de wettelijk voorgeschreven procedure is voorbereid en dat het bovendien in de rede had gelegen om het ontwerp van de vvgb ter inzage te leggen.
5. Zoals volgt uit 2.1 ligt in deze procedure uitsluitend ter beoordeling voor of de vvgb van 16 december 2021 en het wijzigingsbesluit van het college van 8 maart 2022 tot een andere beoordeling leiden dan weergegeven in rechtsoverwegingen 24 en 48 van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 oktober 2021.
6.1
De voorzieningenrechter heeft in die uitspraak overwogen dat naar voorlopig oordeel het bouwplan niet valt onder de algemene lijst met gevallen waarvoor geen vvgb is vereist als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, van het Bor. Dat betekent dat voor het bouwplan een vvgb als bedoeld in het eerste lid van dat artikel is vereist.
Daarnaast heeft het college naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat het woon- en leefklimaat van verzoekers door het geluid afkomstig van het terras niet onevenredig zal worden aangetast.
6.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het door de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 29 oktober 2021 geconstateerde gebrek dat een vvgb ontbrak door de verlening van die verklaring door de gemeenteraad op 16 december 2021 inmiddels hersteld. Anders dan belanghebbenden hebben gesteld is het niet aan de voorzieningenrechter om de rechtmatigheid en totstandkoming van die verklaring van geen bedenkingen in het kader van dit verzoek om opheffing te beoordelen, aangezien die beoordeling nader onderzoek vergt dat in de bodemprocedure (SGR 21/4637) moet plaatsvinden.
6.3
Daarnaast ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat met de aan het besluit van 8 maart 2022 verbonden voorschriften met betrekking tot het gebruik van het terras niet kan worden voldaan aan de voorwaarde van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van belanghebbenden. Belanghebbenden hebben hun stelling hieromtrent ook verder niet onderbouwd.
Daarmee acht de voorzieningenrechter het in de uitspraak van 29 oktober 2021 geconstateerde gebrek dat onvoldoende is onderbouwd dat het woon- en leefklimaat van belanghebbenden door het geluid afkomstig van het terras niet onevenredig zal worden aangetast eveneens hersteld.
6.4
Uit het vorenstaande blijkt dat op dit moment is voldaan aan de in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 oktober 2021 genoemde voorwaarden om om opheffing van de schorsing te kunnen verzoeken. Daarom is sprake van gewijzigde omstandigheden als genoemd onder 2.1 ten opzichte van de omstandigheden ten tijde van het treffen van de voorlopige voorziening.
6.5
Aangezien verzoeker zo spoedig mogelijk de uitvoering van het bouwplan verder ter hand wil nemen en thans nog niet bekend is wanneer de door onder meer belanghebbenden ingestelde beroepen tegen de besluiten van 27 mei 2021 (zaaknrs. SGR 21/4637 en SGR 21/4705) ter zitting zullen worden behandeld, moet aan dit belang van verzoeker thans overwegende betekenis worden toegekend boven het met het (onverkort) voortduren van de voorlopige voorziening te dienen belang. Het verzoek om opheffing zal daarom worden toegewezen.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht wordt terugbetaald.
8. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om opheffing toe, in die zin dat de bij uitspraak van 29 oktober 2021 getroffen voorlopige voorziening met ingang van heden wordt opgeheven;
  • bepaalt dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- door de griffier wordt teruggestort.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.