ECLI:NL:RBDHA:2022:3337
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Klacht over verplichte zorg en schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift van een man, geboren in 1989 in Turkije, die een klacht indiende tegen de zorgverantwoordelijke en zorgaanbieder GGZ Rivierduinen. De klacht betrof de toepassing van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De verzoeker had op 18 juni 2021 een zorgmachtiging gekregen, die hem onder andere verplichtte tot het innemen van medicatie en opname in een accommodatie. De verzoeker stelde dat er geen noodzaak was voor de verplichte zorg, aangezien hij volledig meewerkte aan zijn ambulante behandeling en geen acute psychiatrische decompensatie vertoonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgverantwoordelijke niet naar behoren heeft gehandeld door onvoldoende informatie te vergaren over de actuele gezondheidstoestand van de verzoeker en geen overleg met hem te plegen voordat tot opname werd besloten. De rechtbank verklaarde de klacht tegen de beslissing tot opname gegrond en kende de verzoeker een schadevergoeding van €600,00 toe voor de onvrijwillige opname. De klacht tegen de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van medicatie werd ongegrond verklaard.