ECLI:NL:RBDHA:2022:337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
09/033137-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter met langdurige gevolgen en oplegging van gevangenisstraf en tbs

Op 24 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meermalen seksueel misbruik van het slachtoffer, dat begon toen zij vijf jaar oud was en zich uitstrekte over een periode van meerdere jaren. De verdachte werd geconfronteerd met ernstige beschuldigingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het zich laten aftrekken door haar. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd beschreef hoe het misbruik plaatsvond, en op ondersteunend bewijs, waaronder WhatsApp-berichten van de verdachte naar het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en besloot tot terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat leed aan posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van het misbruik. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €30.000 aan het slachtoffer, ter compensatie van de immateriële schade die zij had geleden door het misbruik.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/033137-21
Datum uitspraak: 24 januari 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1966 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] te Den Haag,
op dit moment [gedetineerd] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij meermalen althans een maal, in of omstreeks de periode van 28 februari 2010 tot en met 27 februari 2017 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althans in Nederland (telkens) met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en/of over wie hij het gezag uitoefende en/of die hij verzorgde en/of opvoedde en/of die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of zijn penis in de mond en/of in vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn penis tussen de billen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd;
2
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2017 tot en met 11 april 2020 te [plaats 5] , [plaats 3] en of [plaats 4] en/of [plaats 2] en/of [plaats 1] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en/of over wie hij het gezag uitoefende en/of die hij verzorgde en/of opvoedde en/of die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten het uittrekken van de onderkleding en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn penis in de mond en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn penis tussen de billen van die [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het onder feit 1 ten laste gelegde ‘brengen van de penis tussen de billen’.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020188448, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische Opsporing, team Zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 135).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlage (uitwerking verhoor [slachtoffer] ), opgemaakt op 13 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 42-75):
A: Ik ben seksueel misbruikt door mijn stiefvader. Ik houd het denk ik bij dat ik vijf was toen het begon. Toen woonden we in [plaats 1] . En ik ben ook daarna toen hij weg was uit huis, ben ik ook nog met hem meegegaan.
A: Toen ik in [plaats 1] woonde gingen we naar aparte plekken om seks te hebben. Niet per se seks maar wel dat ik hem daar moest zuigen. Een keer was het een soort van ondergrondse parkeerplaats. En soms ook gewoon in de auto.
V: Ja. Verder...?
A: Thuis waar we nu ook wonen. Toen ligt hij gewoon op bed, heel de dag en zo, en vraagt hij soms: “Kom je helpen" Soms als mijn moeder gewoon beneden zit zegt hij tegen mijn moeder: “Ik ga douchen.” En gaat hij gewoon mijn kamer in en komt hij vragen: “Kan je me weer helpen en zo, met zuigen.”
V: Je zegt: “Ik heb het meeste verteld.”
A: Ja. Behalve het erbij liggen.
A: Dat ik op hem moest zitten en dan seks.
A: Dat hij dan vaginaal seks…
V: Ik hoor jou zeggen “aan zijn piemel zuigen”. Is dat één keer gebeurd of is dat vaker gebeurd?
A: Vaker.
V: En waar is dat gebeurd?
A: Thuis. En buiten de deur. In de auto ook.
A: En ook in zijn huis toen die laatste keer zeg maar.
V: Ik hoorde je zeggen: “Toen we nog in [plaats 1] woonden.” Was dat dan in de kamer in [plaats 1] ?
A: Ja; en in, waar we nu ook wonen.
A: [plaats 2] .
V: En zijn huis?
A: Ja.
V: Waar is zijn huis?
A: Nu woont hij in Den Haag.
V: Oké. Dan heb je mij verteld over vaginaal seks.
V: Is dat één keer of is dat vaker gebeurd?
A: Vaker.
V: Oké. Waar is dat gebeurd?
A: Vooral thuis en ook in Den Haag. En die andere twee keer toen hij in [plaats 5] woonde. En gewoon bij ons thuis nu in [plaats 2] .
V: Oké. Dus jullie gaan rijden naar [plaats 5] en dan zegt hij tegen jou: “Ik moet eerst even douchen.” En toen...?
A: Toen heeft me dus mee naar binnen getrokken en moest ik aan zijn piemel zuigen.
A: En gewoon seks.
A: Hij zat dus gewoon op de bank met zijn broek naar beneden en zijn piemel gewoon... Ja... Ik moest hem dus gewoon zuigen.
V: Hoe deed jij dat dan, dat zuigen. Hoe ging dat?
A: Moet ik op mijn knieën zitten.
A: En ja gewoon vastpakken en moest ik gewoon gaan zuigen.
V: Wat pakte je dan vast?
A: Zijn piemel.
V: En wat moest je dan doen?
A: Ik moest hem aftrekken. En zuigen.
V: Met wat doe je dat?
A: Met je tong.
V: En dan...?
A: Totdat die klaarkomt in mijn mond.
D: Die keer in [plaats 5] waar je net over vertelde. Had je toen ook 'vaginale seks'.
A: Ja ook.
V: Oké. Nou hoor ik je zeggen: "Vaginale seks". Wat is dat?
A: Dat hij in mijn vagina gaat.
V: Met wat?
A: Met zijn piemel.
V: En ik hoor je ook zeggen: "Achterkant."
A: Ja. Kont.
V: En wat bedoel je daarmee?
A: Dat hij daar ook zijn piemel in doet.
A: Dus niet in het gaatje maar gewoon tussen.
V En waar is dat dan gebeurd?
A: Ook bij zijn thuis.
V: En bij zijn thuis in...?
A: Allebei in [plaats 5] en Den Haag.
V: Weet je nog wanneer de laatste keer was?
V: Is het dit jaar geweest?
A: Ja het is dit jaar wel rond, ik denk ongeveer rond januari of zo februari.
V: Oké dat is meerdere keren gebeurd dat hij met zijn piemel tussen je billen zat in [plaats 5] en Den Haag. En de laatste keer in Den Haag.
A: Ja en ook in [plaats 1] .
A: Toen trok hij mijn schoenen uit, gewoon op de grond gooien en zo. Toen mijn broek naar beneden en mijn onderbroek naar beneden.
V: Hoe oud was je toen de vaginale seks begon?
A: Rond de tien, 11 jaar. ik werd op mijn 11e ongesteld. Ik weet wel dat ik daarvoor al heb gehad. Die seks.
V: Was de laatste keer voor of na je verjaardag?
A: Voor.
A: Dat was sowieso wel rond februari, januari maar... Wel voor mijn verjaardag.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , opgemaakt op 11 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 16):
V: Waarvan wilt u aangifte doen?
A: Van seksueel misbruik van mijn dochter [slachtoffer] .
V: Tegen wie wilt u aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
V: Wanneer zijn jullie in [plaats 1] gaan wonen?
A: Juni/juli 2008.
V: Tot wanneer hebben jullie in [plaats 1] gewoond?
A: Ik woon nu 7 jaar in [plaats 2] , dus ik heb ongeveer 4/5 jaar in [plaats 1] gewoond.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlage (schermafdrukken van WhatsApp-berichten) opgemaakt op 18 december 2020, voor zover inhoudende (p. 81-85):
Je bent de lekkerste echt ik mis je
Elke keer krijg je 100 euro
Dick zuigen zeker
Ik vond fijn in je te gaan was zo lekker echt
Je bent nu heel mooi geworden
4. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlage (huisartsenjournaal) opgemaakt op 18 december 2021, voor zover inhoudende (p. 27):
16-01-2015 Candidiasis urogenitale vrouw
Irritatie vagina. Moeder mag niet kijken, laat staan verzorgen. Schaamte+
Bijzonder, wat onhandig meisje, kinderlijk, tics. Ontwikkeling sec geslachtskenmerken; pubis beharing. Erytheem, witte brokkelige fluor. Geen laesies vulva, twijfel over oude fissuur op 6u van vulva. Bij navraag of iem anders ooit aan onderkant had gezeten kort negatief antwoord.
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 4 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 124-125):
V: Wat voor meisje is [slachtoffer] ?
A: (…) ik probeerde ze op te voeden als mijn eigen kinderen maar het blijven kinderen van een ander.
V: Zag je ze ook als je eigen kinderen?
A: Ja dat probeerde ik wel.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich vaak door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: in dit geval [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en de verdachte. Wanneer dan een verdachte, zoals ook in onderhavige zaak, die handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat alleen de verklaring van het beweerde slachtoffer – als getuige – als wettig bewijs beschikbaar is. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet enkel worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Uit rechtspraak van de Hoge Raad komt naar voren dat in zedenzaken niet is vereist dat de door een getuige beweerde seksuele handelingen of de betrokkenheid van de desbetreffende verdachte daarbij, steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar kan het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van de getuige in andere bewijsmiddelen, mits afkomstig van een andere bron, afdoende zijn.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is. Volgens de verdediging is de beweerde frequentie van het misbruik (drie maal per week) feitelijk onvoorstelbaar en wordt de verklaring van [slachtoffer] over de periode waarin zij de pil heeft geslikt (twee jaar) weersproken door de medische verklaring uit het dossier (waaruit zou blijken dat zij de pil slechts voor drie maanden voorgeschreven heeft gekregen). Daarnaast kan [slachtoffer] met regelmaat geen details over de seksuele handelingen geven. Verder geeft het dossier geen inzicht in eventuele invloed op de verklaring van psychische problematiek van [slachtoffer] , een eerder zedenincident uit de jeugd van [slachtoffer] en vroeger seksueel misbruik van de moeder van [slachtoffer] , terwijl haar moeder de verklaring van [slachtoffer] kan hebben beïnvloed. Daarom is de verklaring van [slachtoffer] volgens de verdediging niet bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaring van [slachtoffer] is door een zedenrechercheur afgenomen in een kindvriendelijke studio en vervolgens woordelijk uitgewerkt. Haar woordgebruik komt authentiek over. Zij geeft het duidelijk aan als zij bepaalde dingen niet weet of als zij ergens geen gedetailleerde herinnering aan heeft. Niet is gebleken dat haar woorden in de mond zijn gelegd of dat haar verklaring door een ander is gestuurd of beïnvloed. De rechtbank leest in de verklaring van [slachtoffer] – anders dan de verdediging – niet dat het misbruik over een periode van 10 jaar gemiddeld drie maal per week plaatsvond, maar dat het in (een) bepaalde periode(s), drie maal per week plaatsvond. Ook ziet de rechtbank geen tegenstrijdigheid met betrekking tot het gebruik van de pil door [slachtoffer] . Uit de zich in het dossier bevindende brief van de gynaecoloog (p. 22) blijkt dat de pil in december 2015 voor drie maanden is voorgeschreven, maar verdere informatie van de gynaecoloog ontbreekt. Dat de pil daarna niet meer is voorgeschreven, kan daaruit dan ook niet worden afgeleid. Dat [slachtoffer] van sommige – vroege – gebeurtenissen weinig details weet te geven is goed verklaarbaar door haar jonge leeftijd destijds. Over meer recente gebeurtenissen verklaart [slachtoffer] juist wel gedetailleerd, waarbij zij specifieke details noemt over de seksuele handelingen (bijvoorbeeld in welke positie zij lag) en ook opvallende details noemt over de omstandigheden (zoals het moeten leegdrinken van een bidon en door de war maken van haar haar). Door de verdediging is onvoldoende onderbouwd dat en hoe psychische problematiek van [slachtoffer] , een eerder zedenincident uit de jeugd van [slachtoffer] en vroeger seksueel misbruik van de moeder van [slachtoffer] invloed zouden hebben gehad op de verklaring van [slachtoffer] . Dit is de rechtbank niet uit haar verklaring gebleken.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en zij gebruikt deze verklaring voor het bewijs.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer] vindt steun in het WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [slachtoffer] , waarvan zich schermafdrukken in het dossier bevinden. In dit gesprek worden door de verdachte aan [slachtoffer] seksueel getinte berichten gestuurd, waaronder het bericht “ik vond fijn om in je te gaan was zo lekker echt”.
De verdachte heeft over het WhatsApp-gesprek bij de politie verklaard dat hij de berichten per ongeluk aan [slachtoffer] stuurde, maar dat zij eigenlijk bestemd waren voor een scharrel ( [naam 1] ), die hij had leren kennen via de website Badoo. Die vriendin had hij als “ [slachtoffer] 2” in zijn telefoon opgeslagen, terwijl [slachtoffer] als “ [slachtoffer] 1” was opgeslagen. Hij zou [naam 1] als “ [slachtoffer] 2” in zijn telefoon hebben opgeslagen, omdat zij de naam [slachtoffer] als nickname gebruikte op Badoo en de verdachte niet wilde dat zijn toenmalige partner erachter zou komen dat hij vreemdging. Deze verklaring wordt echter weersproken door [naam 1] , die heeft verklaard dat zij op Badoo de nickname “ [naam 1] ” gebruikte, nooit op Badoo afsprak en de verdachte al ongeveer 20 jaar kent. Dat de verdachte dacht dat hij met [naam 1] appte, lijkt ook niet waarschijnlijk in het licht van de inhoud van de berichten. Zo appte de verdachte “Elke keer krijg je 100 euro”, waarop [slachtoffer] reageerde met “Dick zuigen zeker”. Dat past bij de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar vaak probeerde om te kopen om seksuele handelingen te verrichten, terwijl in de verklaring van [naam 1] niet terugkomt dat de verdachte haar geld heeft gegeven of aangeboden. Ook appte de verdachte “ [naam 2] ”, wat past bij de verklaring van [aangever] dat de verdachte [slachtoffer] wel eens zo noemde. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan de verklaring van de verdachte over het WhatsApp-gesprek.
De verklaring van [slachtoffer] vindt tevens steun in het journaal van de huisarts van [slachtoffer] . Daaruit blijkt dat de huisarts op 16 januari 2015, naar aanleiding van een kloofje (fissuur) bij de vulva van [slachtoffer] , aan haar de vraag heeft gesteld of iemand anders ooit “aan de onderkant had gezeten”. Uit het feit dat het kloofje de huisarts kennelijk aanleiding gaf om [slachtoffer] die vraag te stellen, leidt de rechtbank af dat dit kloofje zou kunnen passen bij seksuele handelingen.
Conclusie
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] vanaf jonge leeftijd seksueel heeft misbruikt. Het misbruik bestond uit het zich laten aftrekken en pijpen, vaginale seks en het brengen van zijn penis tussen de billen van [slachtoffer] . Het misbruik vond thuis plaats, eerst in [plaats 1] en later in [plaats 2] , maar ook buitenshuis en in de auto. Nadat de verdachte en de moeder van [slachtoffer] uit elkaar gingen vond het misbruik ook nog plaats bij de verdachte thuis in [plaats 5] en Den Haag.
Wanneer het misbruik precies is begonnen kan de rechtbank niet vaststellen, omdat [slachtoffer] daar geen exacte herinnering aan heeft. Wel blijkt overtuigend uit de verklaring van [slachtoffer] dat het misbruik al begon toen het gezin nog in [plaats 1] woonde. Uit de aangifte blijkt dat het gezin in 2008 in [plaats 1] is gaan wonen en rond 2013 uit [plaats 1] is verhuisd. Daarom zal de rechtbank bewezen verklaren dat het misbruik plaatsvond
in de periodevanaf 28 februari 2010, zijnde de vijfde verjaardag van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat het misbruik begon op haar vijfde.
Anders dan de officier van justitie, concludeert de rechtbank dat het ‘brengen van de penis tussen de billen’ ook plaats vond in de periode van 28 februari 2010 tot en met 27 februari 2017, nu [slachtoffer] duidelijk aangeeft dat dat ook in [plaats 1] gebeurde.
De rechtbank zal bewezen verklaren dat het misbruik plaatsvond in de periode tot en met 27 februari 2020, omdat [slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik de laatste keer plaatsvond voor haar verjaardag in 2020.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij meermalen in de periode van 28 februari 2010 tot en met 27 februari 2017 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , [plaats 3] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en die hij verzorgde en opvoedde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en zijn penis in de mond en in
devagina van die [slachtoffer] gebracht en zijn penis tussen de billen van die [slachtoffer] gebracht;
2
hij in de periode van 28 februari 2017 tot en met 27 februari 2020 te [plaats 5] , [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en die hij verzorgde en opvoedde, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
,te weten het uittrekken van de onderkleding en het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en het brengen van zijn penis in de mond en in de vagina van die [slachtoffer] en het brengen van zijn penis tussen de billen van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, en dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna ook: tbs) met verpleging van overheidswege (hierna ook: dwangverpleging) wordt opgelegd, in ongemaximeerde vorm.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de verzochte vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft verzocht de verdachte geen tbs op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vergaande vorm van seksueel misbruik van zijn toenmalige stiefdochter, die hij mede verzorgde en opvoedde. Het misbruik begon al op vroege leeftijd en heeft over een periode van meerdere jaren plaatsgevonden, veelal in de eigen woning van het slachtoffer. Daarbij heeft de verdachte alleen aan de bevrediging van zijn eigen seksuele lustgevoelens gedacht en zich niets aangetrokken van de kwetsbare en de ongelijkwaardige positie waarin het slachtoffer zich bevond. Het slachtoffer was bovendien extra kwetsbaar door haar autismestoornis. Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Zulk misbruik heeft doorgaans ernstige en langdurige gevolgen voor een slachtoffer. Dat is in deze zaak niet anders, getuige de verklaring die namens het slachtoffer op de zitting is afgelegd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 december 2021. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte in 1995 is veroordeeld voor verkrachting, meermalen gepleegd. Hij heeft hiervoor een gevangenisstraf van 15 maanden en tbs met dwangverpleging opgelegd gekregen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage d.d. 22 april 2021, van psychiater G.B. Ruitinga en psycholoog J.P.M. van der Leeuw. Zij zien allebei aanwijzingen voor narcistische en antisociale kenmerken in de persoonlijkheid van de verdachte. Er waren echter te veel beperkingen in het onderzoek om definitieve diagnostische uitspraken te kunnen doen. De psychiater wijst erop dat de Pro Justitia rapportages aangaande de eerdere tbs-maatregel niet beschikbaar waren en de psycholoog wijst erop dat de antwoorden van de verdachte op menig onderwerp karig waren en zijn antwoorden op de vragenlijsten een sociaal wenselijke invultendens lieten zien zodat deze niet erg betrouwbaar zijn. Zowel de psycholoog als de psychiater kon het risico op recidive niet inschatten.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage d.d. 24 november 2021 naar aanleiding van de opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum (PBC), opgemaakt door psychiater M. van Berkel en GZ-psycholoog I.W.J. ten Post. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek in het PBC, waardoor ook zij geen diagnose hebben kunnen vaststellen of uitsluiten. Ook konden zij het recidiverisico niet op gedragsdeskundige gronden inschatten. Met behulp van de risicotaxatie-instrumenten op het gebied van zedendelicten was het voor hen wel mogelijk om op statistisch niveau een uitspraak te doen over het risico op recidive. Op grond daarvan komt naar voren dat bij de verdachte (op statistisch niveau) minimaal sprake is van een matig-hoog recidiverisico.
Uit laatstgenoemde rapportage blijkt verder dat bij de verdachte zowel bij aanvang als gedurende zijn tbs-maatregel (die liep van 1996 tot 2007) herhaaldelijk een ernstige persoonlijkheidsstoornis met overwegend narcistische kenmerken is vastgesteld. De behandeling daarvan verliep moeizaam. Op 15 januari 2001 brachten de toenmalige behandelaars van de verdachte een verlengingsadvies uit, waarin zij schreven dat de verdachte altijd kwetsbaar zou blijven, maar met goede structuur en therapie een redelijk volwaardig bestaan zou kunnen leiden in de maatschappij. Op 20 december 2006 brachten de behandelaars van de verdachte wederom een verlengingsadvies uit, waarin staat dat de vooruitzichten aanzienlijk gunstiger waren dan voorheen. Het sociaal en emotioneel evenwicht van de verdachte bleef echter, ondanks zijn onmiskenbaar goede wil, wankel. Indien de relatie met zijn vriendin langdurig stabiel zou zijn, werd de kans op terugval en recidive aanvaardbaar klein. Geadviseerd werd de tbs-maatregel met een jaar te verlengen. De rechtbank Arnhem verlengde de tbs-maatregel echter niet, waarmee deze op 10 maart 2007 ten einde kwam.
Hoewel de rapporteurs dus geen diagnose hebben kunnen stellen, hebben zij op basis van de hun ter beschikking staande informatie aanwijzingen gezien voor de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek bij de verdachte. Zowel voor, tijdens en na zijn tbs-maatregel disfunctioneerde de verdachte op diverse levensgebieden, zoals werk, wonen, financiën, maar nadrukkelijk ook met betrekking tot relaties. Daarbij valt op dat ernstige vormen van geweld en bedreigingen met name plaatsvinden binnen, of gerelateerd zijn aan, de relationele context. Er zijn meldingen van (seksueel) agressief gedrag en steeds is jaloezie bij de verdachte aanwezig. Dit doet vermoeden dat de spanningen in relaties dusdanig kunnen oplopen dat de verdachte seksuele en/of agressieve impulsen niet kan of wil beheersen. Niet uit te sluiten valt dat eventuele krenkbaarheid met name binnen (intieme) relaties wordt uitgedaagd.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 22 april 2021. De reclassering interpreteert de (behandel)responsiviteit van de verdachte als zeer beperkt, op basis van het zorgmijdende karakter van de verdachte, het herhaaldelijke terugvallen in delictgedrag, het beperkte ziektebesef en -inzicht, de ontkennende houding en de als rigide waargenomen onwelwillendheid ten aanzien van behandeling. De reclassering vindt een intensieve en langdurige klinische behandeling geïndiceerd, gelet op de ernst van het ten laste gelegde, de nihil geprofiteerde resultaten uit eerdere intensieve behandelingen en het risico op (gewelddadige) recidive. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden, omdat de praktische uitvoerbaarheid hiervan als onrealistisch wordt gezien. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat.
De stoornis
Tussen 1995 en 2007 is bij de verdachte herhaaldelijk een ernstige persoonlijkheidsstoornis met overwegend narcistische kenmerken vastgesteld. Anders dan de verdediging heeft betoogd, bevat de rapportage van 24 november 2021 daarover voldoende informatie, ook al bevinden de onderliggende rapporten zich niet in het dossier. De toenmalige behandelaars van de verdachte meenden dat de verdachte (op termijn) kon resocialiseren als hij goede structuur, een stabiele relatie en therapie zou behouden. De rechtbank constateert dat hiervan, nadat de tbs-maatregel van de verdachte in 2007 werd beëindigd, al snel geen sprake meer was. Zijn relatie eindigde kort daarna en hij volgde geen therapie meer. Slechts enkele jaren later begon de verdachte met het seksueel misbruiken van het slachtoffer, de dochter van zijn nieuwe vriendin.
Rapporteurs G.B. Ruitinga en J.P.M. van der Leeuw hebben allebei aanwijzingen voor narcistische en antisociale kenmerken in de persoonlijkheid van de verdachte geconstateerd, maar zij konden niet tot een diagnose komen. Zij hadden echter niet de beschikking over informatie over de eerdere tbs-maatregel van de verdachte en de destijds bij hem vastgestelde stoornis. Ook het onderzoek van rapporteurs M. van Berkel en I.W.J. ten Post kende beperkingen, doordat de verdachte daaraan niet heeft meegewerkt.
Op basis van de eerdere diagnoses uit de periode van 1995-2007, het feit dat aan de destijds door zijn behandelaars geformuleerde randvoorwaarden voor succesvolle resocialisatie niet is voldaan, het feit dat de verdachte binnen enkele jaren na beëindiging van zijn tbs-maatregel verviel in het seksueel misbruik van zijn stiefdochter, en gezien de door de in deze procedure geraadpleegde gedragsdeskundigen geconstateerde aanwijzingen voor narcistische en antisociale kenmerken in de persoonlijkheid van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten leed – en ook nu nog lijdt – aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Tbs-maatregel
Uit voormelde rapporten blijkt dat sprake is van een (matig-)hoog recidiverisico. Dat de verdachte binnen enkele jaren na beëindiging van zijn tbs-maatregel, die hem was opgelegd voor zedendelicten, wederom de fout in ging, doet eveneens vrezen voor een hoog recidiverisico. Dat risico lijkt zich met name voor te doen binnen intieme relaties, waarin spanningen dusdanig kunnen oplopen dat de verdachte seksuele en/of agressieve impulsen niet kan of wil beheersen. De rechtbank acht het onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Zij is daarom van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de terbeschikkingstelling van de verdachte eist.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs is voldaan. De rechtbank heeft immers bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens vastgesteld ten tijde van het bewezenverklaarde, nadat zij zich daaromtrent heeft laten voorlichten door minstens twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines. Dat de gedragsdeskundigen geen diagnose konden stellen, staat er niet aan in de weg dat de rechtbank wel tot een vaststelling een ziekelijke stoornis van de geestvermogens komt (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4981). Het bewezen verklaarde betreft daarnaast misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een maximale gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte een langdurige klinische behandeling zal ondergaan voordat hij terugkeert in de maatschappij. De rechtbank is, mede gelet op het negatieve advies van de reclassering, van oordeel dat tbs met voorwaarden niet haalbaar is. Het is noodzakelijk dat de verdachte wordt behandeld in een tbs-kliniek met een hoog beveiligingsniveau waarin kan worden gewerkt aan verdere diagnostiek en de noodzakelijke behandeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege van de verdachte eist.
De tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De straf
Naast de tbs-maatregel zal de rechtbank aan de verdachte ook een straf opleggen. Gelet op de aard en de ernst van de feiten, is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 30.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade. Zij vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, in het geval van een bewezenverklaring, een aanzienlijk lager bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd en wat in vergelijkbare zaken wordt toegewezen, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 30.000,--. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder meegewogen de ernst en duur van het misbruik, dat de benadeelde partij is gediagnosticeerd met PTSS waarvoor zij wekelijks traumatherapie ontvangt en dat zij kampt met gevoelens van angst, schaamte en depressiviteit, die haar bijvoorbeeld ook op school belemmeren.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 30.000,-- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de wettelijke rente overeenkomstig de vordering van de benadeelde partij toewijzen met ingang van 11 april 2020.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 3.5 bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 30.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 april 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
VIER (4) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte en beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 30.000,-- (zegge: dertigduizend euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan (de wettelijke vertegenwoordiger van) [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 30.000,-- (zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 185 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. van Hees, voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Klein, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2022.