ECLI:NL:RBDHA:2022:3408
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C. van Boven - Hartogh
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.E.J.M. Bartels, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag op 28 februari 2022 had afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 7 april 2022 is verzoeker, met bericht vooraf, niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL22.3866). Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar de uitspraak in de andere zaak. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.