ECLI:NL:RBDHA:2022:3431
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na ingetrokken besluit in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenvergoeding na een ingetrokken besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid, welke was afgewezen. Na bezwaar werd het bestreden besluit kennelijk ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde. De staatssecretaris vroeg om aanhouding van de behandeling, welke door de rechtbank werd toegewezen. Later trok de staatssecretaris het bestreden besluit in, maar weigerde de proceskosten te vergoeden. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris door het intrekken van het besluit aan verzoekster was tegemoetgekomen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een weigering van de proceskostenvergoeding rechtvaardigden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 759,- en veroordeelde de staatssecretaris tot betaling hiervan. De uitspraak werd gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en openbaar gemaakt op 5 april 2022.