Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het beroep is ongegrond.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een sergeant-majoor, eiser, en de staatssecretaris van Defensie, verweerder. Eiser had gesolliciteerd naar twee gelijknamige functies van commandant opleidingseenheid, maar zijn sollicitatie werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de gestelde functie-eisen, met name de eis van 13 jaar ervaring in de rang van sergeant-majoor. Eiser voerde aan dat deze ervaringseis niet in beleid, wet of regelgeving was vastgelegd en dat het willekeurig was om deze eis alleen voor sergeant-majoors te hanteren.
De rechtbank overwoog dat verweerder discretionaire bevoegdheid heeft bij het toewijzen van functies en dat de ervaringseis van 13 jaar in de praktijk is ontstaan om de balans in de vulling van functies te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de ervaringseis niet in strijd was met het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de functie niet aan eiser toe te wijzen. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat de ervaringseis noodzakelijk was voor de functie, gezien de verantwoordelijkheden en de vereiste ervaringsopbouw.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van ervaring en de discretionaire ruimte van de werkgever in het toewijzingsproces van functies binnen de Koninklijke Landmacht.