Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te bezitten. Op 8 juli 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Op 27 juli 2020 is eiser tijdens zijn wandeling van werk naar huis benaderd door drie mannen die behoorden tot Al Shabaab. Zij hebben eiser meegenomen in hun auto en wilden dat eiser opdrachten zou uitvoeren voor Al Shabaab. Eiser weigerde dit. De mannen hebben eiser na een gesprek in de auto afgezet in de buurt van zijn huis en hebben hem die avond gebeld om te benadrukken dat wat zij besproken hebben geheim is. De volgende dag werd eiser ‘s avonds weer gebeld door Al Shabaab en is afgesproken dat eiser de volgende dag naar de moskee zou komen. Eiser is de volgende dag echter niet naar de moskee gegaan, maar in plaats daarvan is hij vertrokken naar een vriend. Op de daaropvolgende dag is de broer van eiser vermoord. Eiser is daarna vertrokken naar een andere vriend in de wijk Taleh om daar onder te duiken. Hij heeft de volgende dag een bedreigend sms-bericht ontvangen van Al Shabaab, waarin stond dat zij eisers broer hebben vermoord omdat ze hem hadden aangezien voor eiser en dat ze eiser ook zouden gaan vermoorden. Op 10 september 2020 is eiser met behulp van een reisagent gevlucht uit Somalië.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser acht verweerder geloofwaardig. De gedwongen rekrutering door Al Shabaab en de daaruit volgende problemen acht verweerder echter niet geloofwaardig. Verweerder heeft overwogen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de problemen dat eiser geen documenten ter onderbouwing van zijn relaas kan overleggen en dat eiser daarnaast ongerijmd, wisselend en summier heeft verklaard.
4. Eiser voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser het sms-bericht van Al Shabaab niet kan overleggen, nu hij voordat hij wist dat hij zijn land moest ontvluchten zijn simkaart al uit angst en paniek had vernietigd en verweerder hier onvoldoende over heeft gevraagd tijdens het gehoor. Eiser is niet in het bezit van een overlijdensakte van zijn broer, omdat bij het opmaken daarvan zou moeten worden verteld over Al Shabaab en daardoor eisers moeder een doelwit zou worden. Daarnaast is de kans groot dat de overlijdensakte niet beoordeeld zou kunnen worden op echtheid. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser in beroep vijf schriftelijke getuigenverklaringen over de moord op zijn broer overgelegd, te weten van zijn moeder, zus, buurvrouw, buurjongen en de Sheekh. Eiser komt reeds vanwege die moord in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Verder heeft eiser wel inzichtelijk gemaakt waarom hij het doelwit is geworden van Al Shabaab, namelijk omdat hij jong en actief was. Eiser wijst bovendien op rapportages waaruit blijkt dat de positie van Al Shabaab in Mogadishu, en meer specifiek in de wijk van eiser, sterk is en dat in Mogadishu gedwongen rekrutering voorkomt. Uit de landeninformatie volgt dat het geen toeval is dat Al Shabaab haar zinnen heeft gezet op eiser. Verweerder heeft daarnaast ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet heeft onderbouwd hoe het kan dat Al Shabaab veel informatie over eiser had. Al Shabaab heeft namelijk een inlichtingendienst die professioneel te werk gaat, zodat het onredelijk is om van eiser onderbouwing van haar werkwijze te vragen. Eiser vermoedt dat iemand uit zijn vriendenkring informatie over hem heeft gegeven aan Al Shabaab. Verweerder heeft verder ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet in detail heeft verklaard over wat zich in de auto heeft afgespeeld, omdat hij op dat moment erg bang en zenuwachtig was en zich daarom niet meer goed kan herinneren hoe het gesprek in de auto is verlopen. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser nadat hij de auto is uitgestapt naar zijn huis is gegaan en de volgende dag is gaan werken. Verweerder heeft niet gemotiveerd wat eiser beter of anders kon doen. Eiser betwist voorts dat hij wisselend heeft verklaard over het aantal verblijfplaatsen voorafgaand aan zijn vertrek uit Somalië. Ten onrechte is ongerijmd bevonden dat sprake is geweest van een vergismoord, nu de daders eisers naam riepen en eisers broer, die naar de deur kwam, sterk op eiser lijkt. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom Al Shabaab geen interesse meer zou hebben in eiser. Ten onrechte heeft verweerder eiser niet het voordeel van de twijfel gegeven. Tot slot doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van zes andere Somalische vreemdelingen die door zijn gemachtigde werden bijgestaan. Hun asielaanvragen zijn ondanks het ontbreken van documenten wel ingewilligd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen overlijdensakte ter onderbouwing van de dood van zijn broer heeft overgelegd. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat zijn moeder het doelwit zou worden van Al Shabaab indien een overlijdensakte wordt aangevraagd, nu niet is gebleken dat Al Shabaab op de overlijdensakte zal worden vermeld in verband met de doodsoorzaak. Daarnaast heeft verweerder toegelicht dat indien de authenticiteit van de overlijdensakte niet zou kunnen worden vastgesteld door Bureau Documenten, dit conform WI2014/10 niet ten nadele van eiser zou worden gebruikt en dat verweerder het document dan verder zou beoordelen. De stelling van eiser dat verweerder de overlijdensakte toch niet zou kunnen beoordelen op authenticiteit, leidt daarom niet tot een ander oordeel. Ten aanzien van de in beroep overgelegde getuigenverklaringen over de moord op eisers broer heeft verweerder ter zitting niet ten onrechte overwogen dat deze niet afkomstig zijn van objectieve, verifieerbare bronnen en dat de verklaringen inhoudelijk kort zijn. Verweerder heeft daarom niet de waarde aan deze getuigenverklaringen hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten.
6. Verweerder heeft echter ten onrechte zeer opmerkelijk geacht dat eiser het bedreigende sms-bericht dat hij van Al Shabaab zou hebben ontvangen na de moord op zijn broer niet kan overleggen. Eiser heeft er terecht op gewezen dat tijdens de gehoren niet is gevraagd naar het moment waarop hij zijn simkaart heeft weggegooid, zodat niet zonder meer kan worden tegengeworpen dat eiser op dat moment al wist dat hij het land zou moeten ontvluchten en dat hij dit bericht nodig zou hebben in een asielprocedure. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat verweerder ten onrechte het relaas van eiser ongeloofwaardig heeft bevonden. Verweerder heeft immers gesteld dat, los van de ontbrekende documenten, het relaas van eiser ongeloofwaardig is geacht op basis van de door hem afgelegde verklaringen.
7. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dat eiser niet inzichtelijk heeft verklaard hoe het kan dat Al Shabaab zoveel informatie over hem had. Eiser heeft in dit kader gewezen op het inlichtingennetwerk van Al Shabaab en zijn vermoeden geuit dat een van zijn vrienden informatie heeft doorgespeeld. Gevolgd wordt dat van eiser niet kan worden verlangd verder inzicht te geven in de manier waarop informatie over hem is verzameld. Dit leidt desondanks niet tot een gegrond beroep, gelet op het hiernavolgende.
8. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom juist hij, uit de miljoenen inwoners van Mogadishu, in de belangstelling stond van Al Shabaab. Uit het door verweerder aangehaalde rapport van EASOvolgt dat Al Shabaab in Mogadishu voorzichtig opereert en zich richt op personen die teleurstelling of woede uiten over AMISONof de Somalische regering.Niet betwist is dat eiser zich niet negatief heeft uitgelaten over AMISON of de Somalische regering en dat dit dus ook niet bekend is bij Al Shabaab. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser geen makkelijk doelwit voor Al Shabaab zou zijn nu hij werk had en niet sympathiseerde met Al Shabaab. Gelet hierop heeft verweerder de enkele verklaring van eiser dat hij is uitgekozen omdat hij jong en actief is, onvoldoende kunnen achten.
9. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen aan eiser dat hij summier heeft verklaard over het gesprek in de auto met de leden van Al Shabaab, nu hij geen details heeft kunnen verschaffen over wat zich in de auto heeft afgespeeld, welke vragen zijn gesteld en waarom hij daarna is vrijgelaten. Verweerder heeft dit wel van eiser mogen verwachten, omdat dit de kern van zijn asielrelaas raakt. Eiser is tijdens het gehoor ook voldoende in de gelegenheid gesteld om te verklaren over dit incident en verweerder heeft hierover voldoende doorgevraagd. Dat eiser angstig was op het moment dat hij in de auto zat met de mannen van Al Shabaab, leidt niet tot een ander oordeel over wat verweerder van eiser heeft mogen verwachten.
10. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat eiser na het gesprek met de mannen van Al Shabaab in de auto naar zijn huis is gelopen en de volgende dag naar zijn werk is gegaan. Eiser zou immers net daarvoor zijn gedwongen opdrachten voor Al Shabaab uit te voeren en zijn gewezen op de gevolgen van een weigering en daardoor in grote angst verkeren. Dit handelen van eiser is dan ook niet ten onrechte opmerkelijk bevonden.
11. Daarnaast is terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het aantal onderduikadressen voor zijn vertrek uit Somalië. Eiser heeft namelijk tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat hij gedurende de laatste maand voorafgaand aan zijn vertrek bij vrienden heeft verbleven in Taleh. Aan eiser is gevraagd of hij op één adres heeft verbleven of bij verschillende vrienden heeft geslapen, waarop eiser heeft geantwoord dat hij in één huis heeft verbleven.Tijdens het nader gehoor heeft eiser echter verklaard dat hij bij twee verschillende vrienden heeft verbleven.Deze verklaringen zijn terecht aangemerkt als wisselend. De stelling van eiser dat dit berust op een onjuiste lezing van het aanmeldgehoor, wordt niet gevolgd.
12. De verklaringen van eiser over de vergismoord op zijn broer heeft verweerder ongerijmd kunnen vinden. Niet ten onrechte heeft verweerder overwogen dat niet valt in te zien dat Al Shabaab eerst onderzoek naar eiser heeft gedaan, hem in het donker op straat heeft herkend en aangehouden en dat zij vervolgens per vergissing eisers broer heeft vermoord. De stelling van eiser dat de moordenaars waarschijnlijk andere mannen waren dan de mannen die eiser hebben aangehouden, doet daar niet aan af nu dit een vermoeden is en niet is gebleken dat andere leden van Al Shabaab eiser niet zouden kunnen herkennen gelet op het naar hem verrichte onderzoek. Ten aanzien van eisers verwijzing naar de aanbevelingen van de ACVZvan 2016 over het vermijden van het gebruik van de term ‘ongerijmd’, wordt overwogen dat dit een aanbeveling aan verweerder betreft waar eiser geen rechten aan kan ontlenen. Bovendien heeft verweerder overeenkomstig de aanbeveling de tegengeworpen ongerijmdheid deugdelijk gemotiveerd.
13. Anders dan eiser betoogt, heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat Al Shabaab nog steeds geïnteresseerd is in eiser. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat sinds het vertrek van eiser uit Somalië zijn moeder slechts eenmaal is bevraagd over eisers verblijfplaats en dat sinds oktober 2020 geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat het slechts een vermoeden van eiser betreft dat Al Shabaab nog geïnteresseerd in hem is en dat dit vermoeden niet verder is onderbouwd.
14. Het bovenstaande is voldoende voor de conclusie dat verweerder niet ten onrechte het relaas van eiser ongeloofwaardig heeft bevonden. Eiser heeft daarom terecht niet het voordeel van de twijfel gekregen als bedoeld in artikel 31, zesde lid, van de Vw.
15. Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in de zes zaken waar eiser een beroep op heeft gedaan sprake was van gedetailleerde en geloofwaardige verklaringen en dat de aanvragen in die zaken daarom zijn ingewilligd. De zaken zijn dan ook niet vergelijkbaar met eisers zaak, nu verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser geen geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd.
16. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.