ECLI:NL:RBDHA:2022:3544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
AWB 21/5793 en AWB 21/5795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning aanvragen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022, hebben eisers, een vader en zijn zoon, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van bezwaar niet tijdig zijn ingediend. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 6 april 2022 behandeld, waarbij eisers aanwezig waren met hun gemachtigde, mr. E. de Jong, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde en mr. [A].

Eiser 1, de vader, heeft sinds 26 juni 2009 in Nederland gewerkt en heeft voor het aflopen van zijn status een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor hemzelf en zijn zoon. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding van eisers niet verschoonbaar is, ondanks hun argument dat zij door een verkeerde lezing van een brief dachten dat zij meer tijd hadden om de gronden in te dienen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de beroepen ongegrond zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/5793 en AWB 21/5795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2022 in de zaken tussen

[eiser 1], V-nummer: [V-nummer 1], eiser 1

[eiser 2], V-nummer: [V-nummer 2], eiser 2
Tezamen ‘eisers’
(gemachtigde: Z. Hamani),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

Bij besluiten van 16 maart 2021 (primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 29 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2022 op zitting behandeld. Eisers waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder was ook mr. [A] aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser 1 is de vader van eiser 2. Eiser 1 heeft sinds 26 juni 2009 in Nederland gewerkt als geprivilegieerde. Hij heeft voor het aflopen van zijn status als geprivilegieerde een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd voor zichzelf en zijn zoon. Verweerder heeft die aanvragen bij de primaire besluiten afgewezen. Verweerder heeft het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet binnen de gestelde termijn de gronden van bezwaar hebben ingediend.
Wat vinden eisers in beroep?
2. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij werden bij de aanvraag bijgestaan door de maatschappelijk werkster van de school van eiser 2. De maatschappelijk werkster heeft de herstelverzuimbrief verkeerd gelezen en was in de veronderstelling dat zij veel langer, namelijk tot 20 oktober 2021, de tijd had om de gronden in te dienen. Eisers hebben een verklaring van haar overgelegd om dit te onderbouwen. Tot slot voeren eisers aan dat verweerder hen verkeerd heeft geïnformeerd over welke aanvraag zij moesten doen, dat verweerder een verkeerd toetsingskader heeft toegepast om de aanvragen te beoordelen en dat verweerder ten onrechte een verblijfssticker met de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid niet toegestaan’ heeft verstrekt tijdens de procedure.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak alleen een oordeel zal geven over de vraag of verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank gaat dus niet in op het betoog van eisers dat verweerder de aanvragen aan de hand van een verkeerd toetsingskader zou hebben beoordeeld of dat verweerder hen verkeerd zou hebben geïnformeerd over welke aanvraag zij moesten indienen. Ook gaat de rechtbank dus niet in op het betoog van eisers dat zij ten onrechte een verblijfssticker hebben gekregen zonder een arbeidsmarktaantekening ‘arbeid vrij toegestaan’. Hoewel het invoelbaar is dat dit tot een lastige situatie heeft geleid voor eisers, stelt de rechtbank vast dat die omstandigheid geen rol speelt bij de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.1
De rechtbank overweegt dat verweerder een bezwaar niet-ontvankelijk kan verklaren als de gronden van het bezwaar ontbreken [1] . Eisers hebben op 10 april 2021 een pro-forma bezwaarschrift ingediend. In reactie daarop heeft verweerder eisers bij brief van 28 april 2021 laten weten dat zij twee weken hebben om de gronden van bezwaar in te dienen. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzuim niet binnen die termijn wordt hersteld.
3.2
Partijen zijn het erover eens dat eisers niet binnen de gestelde termijn de gronden van bezwaar hebben ingediend. De vraag die voorligt is of de termijnoverschrijding van eisers verschoonbaar is. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. De enkele omstandigheid dat eisers door een verkeerde lezing van de brief van 28 april 2021 dachten dat zij tot 20 oktober 2021 hadden om hun gronden in te dienen, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat door de zwangerschap van de vorige gemachtigde van eisers sprake was van overmacht - zoals ter zitting naar voren is gebracht - volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Wat is de conclusie?
4. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.