ECLI:NL:RBDHA:2022:3549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
AWB 21/5794 en AWB 21/5796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op beroep

Op 15 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 21/5794 en AWB 21/5796. De verzoekers, vertegenwoordigd door gemachtigde Z. Hamani, hadden een voorlopige voorziening aangevraagd na de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De primaire besluiten tot afwijzing werden genomen op 16 maart 2021, waarna het bezwaar van verzoekers op 29 september 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat er inmiddels een uitspraak was gedaan op de beroepen van verzoekers, waardoor er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moesten worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/5794 en AWB 21/5796

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 april 2022 in de zaken tussen

[eiser 1] , V-nummer: [V-nummer 1]

[eiser 2], V-nummer: [V-nummer 2]
Tezamen ‘verzoekers’
(gemachtigde: Z. Hamani),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 16 maart 2021 (primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 29 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank de hiervoor genoemde door verzoekers ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat de verzoeken niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.