ECLI:NL:RBDHA:2022:3554
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard
Op 15 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, nadat haar aanvraag voor een verblijfsvergunning niet in behandeling was genomen. Dit verzoek volgde op een primaire beslissing van 17 december 2020, waarbij de aanvraag van verzoekster was afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard bij een besluit van 5 februari 2021. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd gedaan hangende het beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep van verzoekster, waardoor er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 april 2022 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.