ECLI:NL:RBDHA:2022:3578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
C/09/607357 / FA RK 21-991
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en bruidsgave in het kader van een Marokkaans huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die gehuwd zijn volgens Marokkaans recht. De man, zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft verzocht om echtscheiding, terwijl de vrouw verweer heeft gevoerd en tevens een verzoek heeft ingediend tot betaling van een bruidsgave van 10.000 Marokkaanse Dirham (ongeveer € 944,-). De rechtbank heeft vastgesteld dat de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten in Nederland was, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de ontwrichting van het huwelijk en de vraag of de bruidsgave verschuldigd is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot betaling van de bruidsgave, die volgens Marokkaans recht moet worden beoordeeld. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot betaling van het bedrag van de bruidsgave, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten gecompenseerd. De beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, met mr. I. Geerink-van Loon als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-991 (scheiding) en FA RK 21-6114 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/607357 (scheiding) en C/09/617661 (verdeling)
Datum beschikking: 14 april 2022

Scheiding

Beschikking op het op 11 februari 2021 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
advocaat: mr. M. Raaijmakers te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: nu mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam, voorheen mr. M. Ahmadi.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 12 april 2021 van de zijde van man, met bijlagen;
  • het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het gewijzigd verweerschrift van de vrouw, tevens houdende een zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 13 september 2021 van de zijde van de vrouw.
Op 4 april 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de man en de vrouw met haar advocaat.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 2015 te [plaats] , Marokko.
- De man heeft de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot echtscheiding, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Ook verzoekt de vrouw, indien de rechtbank de echtscheiding uitspreekt, te bepalen dat de man ter voldoening van de bruidsgave aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van 10.000 Marokkaanse Dirham (MAD), omgerekend € 944,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten in Nederland was, en de vrouw daar nog verblijft, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft dit betwist. De vrouw wil niet scheiden. Volgens haar zijn partijen in het verleden vaker uit elkaar geweest, maar hebben zij zich daarna steeds weer verzoend.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 1:151 BW vereist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat een huwelijk duurzaam is ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. De ontwrichting van een huwelijk is een feitelijke toestand, waarvan het bestaan wordt beoordeeld ten tijde van de rechterlijke beslissing. Door welke oorzaak de toestand van ontwrichting is ontstaan, is niet van doorslaggevend belang.
Nu namens de man wordt volhard in het verzoek tot echtscheiding, is de rechtbank van oordeel dat geen uitzicht op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen bestaat, zodat daarmee de duurzame ontwrichting is komen vast te staan. Het verzoek tot echtscheiding zal derhalve als op de wet gegrond worden toegewezen.
Bruidsgave
Bruidsschat of bruidsgave?
In de beëdigde vertaling van de huwelijksakte is onder meer het volgende vermeld:
“Er is een bruidsschat afgesproken en vastgelegd ten hoogte van tienduizend Dirham (10.000 MAD) die de bruid van bruidegom volledig in ontvangst nam onder erkenning waarna de kwijting van de bruidegom. Dit huwelijk is voltrokken volgens de islamitische voorschriften en regels.”
Hoewel in de vertaling van de huwelijksakte wordt gesproken over
bruidsschat, gaat de rechtbank er met partijen vanuit dat sprake is van een
bruidsgave. Immers, een bruidsschat betreft een geldsom die ouders aan een dochter meegeven, terwijl de bruidsgave een door de man aan de vrouw verschuldigd bedrag betreft.
Ontvankelijkheid en toepasselijk recht
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte voorziening met betrekking tot de bruidsgave als een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 lid 1 sub f Rv kan worden opgevat aangezien deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank gaat derhalve voorbij aan het daarop gerichte verweer van de man en is van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek.
De bruidsgave vloeit voort uit het door de man en de vrouw naar Marokkaans recht gesloten huwelijk, zodat het verzoek van de vrouw tot voldoening van de bruidsgave moet worden beoordeeld naar Marokkaans recht. Ook het materiële bewijsrecht met betrekking tot de bruidsgave wordt op grond van artikel 10:13 BW beheerst door Marokkaans recht.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft aangevoerd dat partijen bij het sluiten van het huwelijk weliswaar een bruidsgave zijn overeengekomen van MAD 10.000, maar dat de man dit bedrag niet aan de vrouw heeft voldaan. De bruidsgave is dan ook nu opeisbaar.
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw. Hij is van mening dat geen sprake is van een overeengekomen bruidsgave. Voor het overige refereert de man zich voor wat betreft het verzoek omtrent de bruidsgave aan het oordeel van de rechtbank.
Mede gelet op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 24 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9906, beschouwt de rechtbank de bruidsgave als een eigen rechtsfiguur die als een overeenkomst heeft te gelden. Op grond van artikel 10:12 BW is een rechtshandeling wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat op de rechtshandeling zelf van toepassing is, of van het recht van de staat waar de rechtshandeling is verricht. Derhalve is Marokkaans recht van toepassing. Een bruidsgave is een formeel vereiste voor de rechtsgeldigheid van een Marokkaans huwelijk (artikel 67 Mudawwana). Dat aan de vormvereisten naar Marokkaans recht niet zou zijn voldaan, is door de man niet nader onderbouwd zodat de rechtbank aan dat verweer voorbij gaat.
Artikel 33 Mudawwana bepaalt dat indien verschil van mening bestaat over de inbezitneming van het onmiddellijk opeisbare deel van de bruidsgave, vóór de consummatie wordt afgegaan op de verklaring van de echtgenote en ná de consummatie op de verklaring van de echtgenoot.
In deze zaak heeft de man niet verklaard dat hij de bruidsgave heeft voldaan en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank legt dat uit in die zin dat de man erkent dat de bruidsgave, ondanks hetgeen daarover in de huwelijksakte is opgenomen, niet door hem is betaald. Nu de man het verzoek van de vrouw ook overigens niet heeft bestreden, wordt dat toegewezen als verzocht.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Marokko op [datum huwelijk] 2015;
bepaalt dat de man ter voldoening van de bruidsgave aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 944,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, bijgestaan door
mr. I. Geerink-van Loon als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 14 april 2022.