ECLI:NL:RBDHA:2022:3635

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
NL22.3868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan contact en verblijfplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 2 maart 2022 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Ondanks een verzoek van de rechtbank aan de gemachtigde van eiser om te bevestigen of er nog contact was met eiser, heeft de gemachtigde niet gereageerd en aangegeven dat noch eiser noch de gemachtigde ter zitting zouden verschijnen.

De rechtbank concludeert dat, doordat niet kan worden vastgesteld dat de gemachtigde nog contact heeft met eiser en niet weet waar eiser verblijft, eiser niet langer prijs stelt op de eerder verzochte internationale bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het beroep, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3868
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3869, op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met een voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Uit het bericht van verweerder van 22 maart 2022 blijkt dat eiser op 2 maart 2022 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Vervolgens heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op 30 maart 2022 verzocht aan te geven of er nog contact is met eiser en of de gemachtigde van eiser weet waar eiser verblijft. De gemachtigde van eiser heeft hier niet op gereageerd, maar heeft volstaan met het bericht aan de rechtbank dat eiser noch zijn gemachtigde ter zitting zullen verschijnen.
2. Nu hierdoor niet kan worden vastgesteld dat de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser en ook weet waar eiser in Nederland verblijft, neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de eerder verzochte internationale bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het beroep. [1]
3. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.