Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 december 2020;
- de akte overlegging producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 5 januari 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte wijziging eis, tevens akte overlegging en toelichting producties;
- het proces-verbaal van de op 4 maart 2022 gehouden mondelinge behandeling.
2.De feiten
“Ik doe klacht en wens dat er een strafvervolging wordt ingesteld.”
“Op 7 mei 2015 en 11 juni 2015 heeft Veolia aangifte gedaan respectievelijk een klacht ingediend en gevraagd om strafvervolging in te stellen.”
“Ik heb me aan geen enkel strafbaar feit schuldig gemaakt, maar gegeven de situatie kan ik niet anders dan de transactie accepteren. Iedere maand langer werkeloos maakt de kans op een nieuwe baan kleiner.”
“Namens cliënt benadruk ik dat hij ontkent zich aan een strafbaar feit te hebben schuldig gemaakt. Dat hij niettemin uw transactieaanbod aanvaardt, is enkel ingegeven door het feit dat hij als gevolg van het onderhavige strafrechtelijke onderzoek substantiële schade heeft geleden, en hij zich niet kan permitteren die schade nog verder te laten oplopen door het transactieaanbod niet te aanvaarden en dus te worden geconfronteerd met de door u alsdan aangekondigde dagvaarding en openbare berechting, hoe die ook uitvalt. Meer specifiek: cliënt is zijn werk en zijn inkomen kwijtgeraakt en iedere dag langer werkloos maakt de kans op een nieuwe werkkring kleiner. In feite heeft hij geen keus. Ik heb u deze situatie eerder uitvoerig uiteengezet en mondeling en schriftelijk toegelicht, waarnaar ik wel mag verwijzen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Er is niet gebleken dat politie en openbaar ministerie in de aanloop naar de getuigenverhoren de gang van zaken omtrent het vals klachtdocument hebben willen verhullen of anderszins het onderzoek naar de gang van zaken rondom de aangifte/klacht hebben willen tegenwerken. Het boos opzet die de verdediging aan de zijde van de politie en openbaar ministerie in de gang van zaken vermoedt - met stelligheid weersproken door de officieren van justitie - vindt geen steun in het dossier. De enkele omstandigheid dat de officieren van justitie zich aanvankelijk hebben verzet tegen het horen van de direct bij het opnemen van de aangifte van [aangeefster] betrokken personen acht de rechtbank niet voldoende om een dergelijke vooropgezette bedoeling aan te nemen. Het valse klachtdocument heeft in de procedure ook overigens geen bepalende rol vervuld. De rechtbank is van oordeel dat de gang van zaken rondom het vormverzuim, bezien in het licht van het strafproces als geheel, geen afbreuk heeft gedaan aan het recht op een eerlijk proces voor verdachte.”In de onderhavige civiele procedure zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die ten aanzien van [eiser] een andere conclusie rechtvaardigen. De door [eiser] bedoelde ‘kunstgreep’ is daarmee niet komen vast te staan.