ECLI:NL:RBDHA:2022:3796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/09/622423 / FA RK 21-8519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2005 in Somalië. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, om het gezag van de vader te beëindigen en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te benoemen tot voogd, toegewezen. De vader was van rechtswege belast met het ouderlijk gezag, maar er was al geruime tijd geen contact meer tussen de vader en de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De minderjarige heeft een belast verleden en heeft behoefte aan duidelijkheid en stabiliteit in haar leven.

De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om het gezag van een ouder te beëindigen indien de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan dit criterium is voldaan, gezien de omstandigheden waaronder [minderjarige] opgroeit en het gebrek aan betrokkenheid van de vader. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden, wat de rechtbank als positief heeft beoordeeld.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, en is op 19 april 2022 schriftelijk vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/622423 /FA RK 21-8519
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Beschikking van de enkelvoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak naar aanleiding van het op 16 december 2021 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats] , Somalië,
hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 14 december 2021.
Op 31 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] .
[minderjarige] is op 31 maart 2022 voorafgaand aan de zitting ook in raadkamer gehoord.
De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

  • De moeder van [minderjarige] is overleden.
  • De vader is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 5 augustus 2021 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 7 augustus 2021 tot 26 oktober 2021, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
  • [minderjarige] verblijft in het logeerhuis de [verblijfplaats]
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 17 september 2021 op grond van artikel 1:268, derde lid, Burgerlijk Wetboek (BW) Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de vader over [minderjarige] te beëindigen en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te benoemen tot voogd over [minderjarige] .
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De vader van [minderjarige] is niet goed bereikbaar voor [minderjarige] en Jeugdformaat. Er is al enkele maanden geen contact meer met de vader en hij geeft [minderjarige] het gevoel dat ze er niet toe doet waardoor ze zich soms erg somber kan voelen. [minderjarige] heeft een groot deel van haar tijd op de groep gedragsproblemen vertoond. De afgelopen tijd gaat het beter met [minderjarige] , maar haar zelfbepalende gedrag blijft op momenten aanwezig. De vader geeft geen uitvoering aan zijn gezag en heeft aangegeven financieel niets bij te kunnen en willen dragen. De vader is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen. Het is van belang dat [minderjarige] duidelijkheid krijgt en haar eigen netwerk gaat opbouwen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [minderjarige] een belast verleden heeft en op verschillende plekken heeft gewoond. De vader is niet in staat gebleken om op adequate wijze zijn gezag uit te voeren en neemt geen verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De vader heeft al maanden geen contact meer met [minderjarige] . [minderjarige] heeft aangegeven dat zij niet bij de vader terecht kan en dat hij nooit voor haar heeft gezorgd. De vader is momenteel niet in beeld en weigert de gesprekken met de betrokken hulpverlening. Hierdoor kan er geen vorm worden gegeven aan de band tussen [minderjarige] en de vader. De aanvaardbare termijn is verstreken en het is van belang dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] en de benodigde hulpverlening en praktische zaken geregeld kunnen worden. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat de gecertificeerde instelling zich schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. [minderjarige] heeft verder geen familie in Nederland en de gecertificeerde instelling is in staat om zoveel mogelijk de aanwezige stabiliteit voor [minderjarige] te borgen en beslissingen te nemen die in het belang zijn voor haar ontwikkeling en veiligheid.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader:
- [de man] geboren op [geboortedag 2] 1984 te [geboorteplaats] , Somalië,
over de minderjarige:
- [minderjarige] geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats] , Somalië,
benoemt tot voogd over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022 door mr. H.J.M. Smid-Verhage, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.