ECLI:NL:RBDHA:2022:3803

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/09/626927 / JE RK 22-596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. Het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, vanwege zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder en de zorg en veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie. De moeder heeft zich niet aan afspraken gehouden en er zijn zorgen over de hygiëne en de opvoedomstandigheden in het huis. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 2 april 2022 tot 23 juni 2022 en machtiging verleend aan de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland om de minderjarige uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft overwogen dat er dringend en onverwijld actie nodig was om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen, gezien de onrust en spanning in het gezin en de afwezigheid van samenwerking van de moeder met de hulpverlening. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/626927 / JE RK 22-596
Datum uitspraak: 31 maart 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 23 maart 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 23 maart 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 23 maart 2022 tot 2 april 2022, alsmede gedurende dag en nacht uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De behandeling is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook voornoemde beschikking d.d. 23 maart 2022.
Op 31 maart 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een [tolk]
[minderjarige] is op 31 maart 2022 in raadkamer gehoord.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er zorgen zijn over de persoonlijke problematiek van de moeder en de basale zorg en veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie. Het huis is vervuild en de kinderen moeten hun eigen eten maken. De moeder accepteert de hulpverlening niet en het is onvoldoende gelukt om zicht te krijgen en de situatie stabiel te houden. De moeder heeft zich niet aan de (veiligheids)afspraken gehouden en is verbaal agressief geweest. De komende periode moet gekeken worden naar de persoonlijke problematiek en de medicatie van de moeder en wat er nodig is om [minderjarige] weer terug te kunnen plaatsen. Het is van belang dat er tot die tijd regelmatig omgang is tussen de moeder en [minderjarige] .
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij geen problemen heeft en haar medicatie slikt. De moeder zorgt voor [minderjarige] en hij doet het heel goed op school. De advocaat heeft benadrukt dat de ondertoezichtstelling er niet voor is om te controleren of de moeder haar medicatie inneemt. Bovendien zijn er geen stukken van een medicus waaruit blijkt dat de moeder op dit moment behandeling nodig heeft. Er zijn geen kind signalen vanuit school of de huisarts over [minderjarige] . In de politiemelding staat dat het huis van de moeder in slechte staat is. De moeder is afhankelijk van de sociale woningbouw en het huis staat op de lijst om gesloopt te worden, dit kan haar niet worden verweten. De stappen die gezet moeten worden kunnen ook binnen de ondertoezichtstelling worden gedaan, een machtiging tot uithuisplaatsing is hiervoor niet nodig.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er zorgen zijn over de psychische gezondheid van de moeder en de basale zorg voor [minderjarige] in de thuissituatie. Er heerst veel onrust en spanning in het gezin en de moeder kan onvoldoende aansluiten bij de opvoedbehoeften van [minderjarige] . De moeder heeft de afgelopen periode de hulpverlening niet geaccepteerd en zich niet aan de afspraken gehouden waardoor er onvoldoende zicht was op de thuissituatie en de veiligheid van [minderjarige] niet langer kon worden gewaarborgd. De komende periode moet onderzoek worden gedaan naar wat er nodig is om [minderjarige] veilig bij de moeder te kunnen plaatsen. Hierbij is het van belang dat de moeder openheid van zaken geeft en meewerkt met de hulpverlening en dat er goed contact is tussen [minderjarige] en de moeder en de rest van het gezin. De kinderrechter zal de maatregelen daarom toewijzen zoals verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 2 april 2022 tot 23 juni 2022 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022 door mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 april 2022.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.