ECLI:NL:RBDHA:2022:3838
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een WIA-uitkering na medische beoordeling en bezwaarprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.P.M. Duijndam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het Uwv op 23 oktober 2019 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 29 januari 2021 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 16 maart 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres had zich ziekgemeld vanwege psychische klachten en was van mening dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage te laag was vastgesteld. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv concludeerden dat eiseres meer dan 65% van haar loon kon verdienen, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheidspercentage van 2,21%.
De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen kon weerleggen. Eiseres had geen bewijs geleverd dat haar arbeidsongeschiktheid hoger was dan vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de aanvraag om WIA-uitkering terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.