ECLI:NL:RBDHA:2022:393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
NL21.18443 en NL21.18445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Libanese gezinsleden op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en de gestelde problemen met Hezbollah

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in de asielzaken van een Libanees gezin, bestaande uit een eiser, zijn echtgenote en hun drie minderjarige kinderen. De asielaanvragen zijn afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen als kennelijk ongegrond heeft bestempeld. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers behandeld op 6 januari 2022, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl de eiseres en de kinderen niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers de Libanese nationaliteit hebben en dat hun asielaanvraag in Nederland in 2017 is ingediend. De eerdere aanvraag werd in 2018 afgewezen, waarbij de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser over zijn problemen met Hezbollah in twijfel trok.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser en de onderbouwing van zijn asielrelaas kritisch beoordeeld. De eiser had aangevoerd dat hij in 2017 was vastgehouden en seksueel misbruikt door Hezbollah, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat deze verklaringen ongeloofwaardig waren. De rechtbank merkte op dat de overgelegde bewijsstukken, waaronder een doktersverklaring, niet voldoende waren om de gestelde feiten te onderbouwen. Bovendien werd opgemerkt dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdig waren met de inhoud van de doktersverklaring.

De rechtbank heeft de gebreken in het bestreden besluit op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd en oordeelde dat de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. De rechtbank heeft de staatssecretaris bovendien veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.518. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.18443 en NL21.18445.

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer 1], eiser

[naam 2], V-nummer: [nummer 2], eiseres
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 3], V-nummer: [nummer 3]
[naam 4], V-nummer: [nummer 4]
[naam 5],V-nummer: [nummer 5]
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 19 november 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL21.18444 en NL21.18446, op 6 januari 2022 ter zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres en hun minderjarige kinderen zijn niet verschenen. Als tolk is verschenen M. Kurdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser en zijn echtgenote, eiseres, hebben de Libanese nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] 1993 respectievelijk [geboortedatum 2] 1994. Zij hebben samen drie minderjarige kinderen. Op 22 september 2017 hebben zij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 19 november 2018 afgewezen. Verweerder heeft geloofwaardig bevonden dat eiser voor Hezbollah heeft gewerkt, maar acht ongeloofwaardig dat eiser door Hezbollah als deserteur wordt aangemerkt of dat hij door desertie problemen heeft ondervonden of riskeert. Dit besluit is in rechte komen vast te staan. [1]
3. Op 2 december 2019 hebben eisers opnieuw een asielaanvraag ingediend. Zij hebben hieraan ten grondslag gelegd dat eiser van 5 op 6 februari 2017 vierentwintig uur is vastgehouden en seksueel is misbruikt door Hezbollah vanwege zijn desertie. Ter onderbouwing heeft eiser een doktersverklaring en een doktersrecept overgelegd van [naam dokter], specialist urologie en andrologie, van 6 februari 2017 (hierna: de doktersverklaring). Verder heeft eiser aangevoerd dat zijn vader en zus vanwege eisers desertie door Hezbollah zijn mishandeld. Eiser heeft ter onderbouwing van deze problemen een video op een USB-stick, een foto van een man in een ziekenhuisbed, een verklaring van het [naam ziekenhuis 1] ziekenhuis en een foto van een prematuur- en doodgeboren kind overgelegd.
4. Eiseres heeft geen persoonlijk asielrelaas. Haar relaas is, net als dat van de minderjarige kinderen, afhankelijk van het asielrelaas van eiser.
5. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Ten aanzien van eiser acht verweerder het niet geloofwaardig dat hij seksueel is misbruikt en is vastgehouden door Hezbollah en dat zijn familie problemen heeft ondervonden omdat eiser is gedeserteerd. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat deze betrekking hebben op eiser of zijn familieleden, noch blijkt uit de inhoud een relatie met Hezbollah. Eisers verklaringen zijn bovendien tegenstrijdig met de inhoud van de doktersverklaring.
6. Eisers hebben hiertegen het volgende aangevoerd. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd tegengeworpen dat eisers naam erg verschilt van de naam op de doktersverklaring. Hierbij heeft verweerder niet onderkend dat Arabische eigennamen zich moeilijk laten vertalen en dat het in de Arabische cultuur gebruikelijk is om een namenreeks te gebruiken. Verweerder heeft verder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaring over de verkrachting tegenstrijdig is met de inhoud van de doktersverklaring. Eiser heeft door gevoelens van schaamte niet eerder over het incident kunnen verklaren. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over de problemen van zijn familie verder onvoldoende bezien in het licht van de overgelegde bewijsstukken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Seksueel misbruik en vasthouding door Hezbollah
7. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en ter zitting onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de naam op de doktersverklaring erg verschilt met de naam van eiser. In de vertaling van de doktersverklaring wordt de patiënt aangeduid met de naam [naam 6]. Het paspoort van eiser is tijdens zijn eerste asielprocedure door Bureau Documenten echt bevonden en bevat ook de naam van eisers vader, [naam 7]. Verweerder heeft onvoldoende gereageerd op eisers stelling dat eigennamen zich moeilijk vanuit het Arabische naar het Latijnse schrift laten vertalen. De tolk heeft ter zitting toegelicht dat de schrijfwijze van de klank ‘ir‘ en ’id‘ in handgeschreven Arabisch vrijwel niet van elkaar te onderscheiden zijn. Daar heeft de tolk aan toegevoegd dat klinkers in het Arabisch zelden worden opgeschreven, waardoor de vertaler de klinkers (bijvoorbeeld in dit geval de ‘a’ en de ‘o’) veelal moet gokken. Dat de doktersverklaring drie namen bevat die fonetisch niet met eisers namen overeenkomen kan, mede gelet op de toelichting van de tolk, dan ook niet volstaan als motivering voor de stelling dat de namen erg van elkaar verschillen.
8. Verweerder heeft verder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard ten opzichte van de inhoud van de doktersverklaring. Eiser heeft verklaard dat hij door een groep mannen van Hezbollah is vastgehouden en verkracht. [2] In de doktersverklaring staat dat sprake was van een poging tot verkrachting door meerdere mannen waardoor kneuzingen zijn ontstaan aan de voor- en achterkant van het bekkengebied, wat resulteerde in ernstige bloedingen in de linker testikel en een uitbreiding ervan en een wond bij de anus. Verweerder heeft hierin ten onrechte een tegenstrijdigheid gezien ten opzichte van eisers verklaring. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat er vier mannen aanwezig waren en dat hij door één man werd verkracht. De arts heeft het door hem geconstateerde letsel precies beschreven. Dit komt overeen met eisers relaas tijdens het gehoor opvolgende aanvraag. Dat de arts de gebeurtenissen als ‘een poging tot verkrachting’ heeft gekwalificeerd, doet daar niet aan af.
9. Het bovenstaande kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht omdat de overige tegenwerpingen van verweerder dit standpunt voldoende dragen. Dit wordt hierna nader toegelicht.
10. Verweerder heeft terecht vooropgesteld dat in rechte vast staat dat eisers gestelde problemen met Hezbollah naar aanleiding van zijn gestelde desertie niet geloofwaardig zijn. Verder heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser door mannen van Hezbollah is vastgehouden en verkracht. De doktersverklaring kan dit niet anders maken, omdat hieruit geen relatie met Hezbollah blijkt. Verder heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet eerder over het incident heeft verklaard. Met de uitleg van eiser dat hij door gevoelens van schaamte niet eerder over de verkrachting kon verklaren, heeft hij immers nog geen afdoende verklaring gegeven waarom hij tijdens zijn eerste asielprocedure niets heeft gezegd over zijn gevangenneming en mishandeling in 2017 door Hezbollah.
11. De rechtbank passeert de gebreken in het bestreden besluit om die reden op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Problemen familie
12. Verweerder heeft niet ten onrechte de gestelde problemen van eisers familie ongeloofwaardig bevonden en hierbij de overgelegde documenten betrokken. Uit de foto van een prematuur en doodgeboren kind blijkt niet dat dit het kind van eisers zus betreft, en evenmin dat dit door Hezbollah is veroorzaakt. Verweerder heeft verder aan eiser tegen kunnen werpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de man in het ziekenhuisbed op de overgelegde foto en video de vader van eiser is. Eiser heeft geen vertaald transcript van de video overgelegd. Uit de verklaring van het [naam ziekenhuis 1] ziekenhuis blijkt verder ook niet dat het letsel aan eisers vader is toegebracht door Hezbollah.

Conclusie

13. Eiser heeft met zijn verklaringen tijdens het gehoor opvolgende aanvraag en de overgelegde stukken niet alsnog aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve aandacht staat van Hezbollah. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser er niet in is geslaagd om zijn asielrelaas (alsnog) aannemelijk te maken.
14. De aanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond omdat het opvolgende asielaanvragen betreft die niet niet-ontvankelijk is verklaard. [3] De beroepen zijn ongegrond.
15. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (twee samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518
(vijftienhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
\
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 september 2019, nummer 201906349/1/V2 en 201906349/2/V2.
2.Gehoor opvolgende aanvraag van 31 oktober 2021, pagina 7.
3.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000.