ECLI:NL:RBDHA:2022:3935
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementszaak met ING Bank als weigerende schuldeiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord. De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. De ING Bank, als grootste schuldeiser, heeft echter niet ingestemd met dit voorstel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, die tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is, een schuld heeft van € 214.757,51 aan de ING Bank, wat 85,85% van zijn totale schuldenlast vertegenwoordigt. De overige 21 schuldeisers hebben het aanbod wel aanvaard.
De rechtbank heeft de verzoeken van de verzoeker behandeld op een zitting op 14 april 2022, waarbij de ING Bank niet aanwezig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door de gemeente en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het onredelijk is dat de ING Bank weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker om een dwangakkoord op te leggen toegewezen en de ING Bank bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Het verzoek van de verzoeker om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het opleggen van het dwangakkoord voor hem een betere uitkomst biedt.
De rechtbank heeft benadrukt dat de belangen van de verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan het belang van de ING Bank, en dat de vordering van de ING Bank bovendien oud is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.