ECLI:NL:RBDHA:2022:397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
NL21.19730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod na medisch onderzoek en beoordeling van geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van 17 december 2021, waarin zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser, bijgestaan door een tolk, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser voorafgaand aan het gehoor medisch was onderzocht door MediFirst. De arts concludeerde dat de eiser niet in staat was om adequaat te antwoorden, maar desondanks is besloten om het gehoor door te laten gaan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op de verklaringen van de eiser tijdens het gehoor, die consistent waren, maar niet geloofwaardig. Het Verenigd Koninkrijk werd als een veilig land van herkomst beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat de asielaanvraag terecht was afgewezen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de eiser Nederland onmiddellijk moest verlaten, met een inreisverbod voor de duur van twee jaar. De rechtbank wees erop dat de stelling van de eiser dat het inreisverbod niet passend was, niet voldoende was om het besluit van de staatssecretaris te weerleggen. Ook de suggestie dat er nader onderzoek naar banden van de eiser in Europa had moeten plaatsvinden, werd verworpen, aangezien het aan de eiser was om concrete feiten aan te dragen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19730
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.A. Blaas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

ProcesverloopBij besluit van 17 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.19731, op 19 januari 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.E. Hynd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder ten onrechte niet (nader) heeft onderzocht of eiser kon worden gehoord en of verweerder ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden en een inreisverbod heeft uitgevaardigd.
2. Voordat eiser is gehoord, is hij medisch onderzocht door een arts van MediFirst. MediFirst heeft geconcludeerd dat eiser tijdens het onderzoek niet voldoende in staat was om adequaat antwoord te geven op vragen, maar dat er niet direct verbetering te verwachten is en dat er daarom (in overleg) toch voor is gekozen om eiser wel te horen. Eiser heeft de juistheid van die bevindingen van MediFirst niet bestreden. Dit betekent dat verweerder eiser mocht horen.
3. Verweerder heeft zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas terecht gebaseerd op de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het gehoor. Eiser is ook consistent in het verhaal dat hij heeft verteld. Nu niet betwist is dat eisers verklaringen niet geloofwaardig zijn en het Verenigd Koninkrijk in het algemeen en voor eiser persoonlijk een veilig land van herkomst is, is de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Hierdoor heeft verweerder kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten [2] en dat een inreisverbod voor de duur van twee jaren wordt uitgevaardigd. [3] De enkele stelling dat het inreisverbod niet passend en zinledig is, maakt niet dat verweerder van het uitvaardigen van een inreisverbod had moeten afzien. De stelling ter zitting dat nader onderzoek had moeten worden verricht naar banden van eiser in Europa, treft evenmin doel. Het ligt immers op de weg van eiser om daarover concrete feiten en omstandigheden aan te voeren.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.