ECLI:NL:RBDHA:2022:4020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
SGR 20/6886
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake omgevingsvergunning voor snoeien van boom

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde B. Benard, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft een omgevingsvergunning die door de derde-partij is aangevraagd voor het snoeien van een tweestammige esdoorn in de achtertuin van de derde-partij. Eiseres heeft hinder van deze boom, die zich op ongeveer 15 meter van haar woning bevindt. De rechtbank heeft op 6 april 2022 uitspraak gedaan en geoordeeld dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij een zelfstandig eigen belang heeft dat rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 759,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: B. Benard),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Buijs).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij] , uit [woonplaats] .

Inleiding

Op 29 augustus 2019 heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het snoeien van meer dan 30% van de tweestammige esdoorn staande in de achtertuin van het perceel van de derde-partij. De achtertuinen van de percelen van eiseres en de derde-partij grenzen aan elkaar.
In het besluit van 4 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag geweigerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De derde-partij heeft geen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 22 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen samen met haar buurman de heer [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is verschenen met mevrouw [B] .

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er aan deze procedure vooraf?
1. Tussen eiseres en de derde-partij bestaat al geruime tijd een geschil over de tweestammige esdoorn in de achtertuin van de derde-partij. Op verzoek van eiseres heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het snoeien van meer dan 30% van de tweestammige esdoorn. Die omgevingsvergunning is geweigerd. De standpunten van partijen in deze procedure, als het om die boom gaat, komen er kort gezegd op neer dat de derde-partij de vergunning weliswaar heeft aangevraagd, maar juist niet wil dat de esdoorn wordt gesnoeid. Eiseres wenst de esdoorn juist wel te laten snoeien zodat de hinder die zij daarvan ondervindt, vermindert. De kruin van de esdoorn hangt voor een groot gedeelte over haar tuin en zij maakt zich zorgen over het onderhoud en de verzorging van de boom.
Waar gaat het in deze zaak over?
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt kan worden.
3. In deze zaak heeft verweerder het primaire besluit in de bezwaarfase niet inhoudelijk heroverwogen. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat bij eiseres enkel sprake is van een afgeleid belang vanwege afspraken tussen eiseres en de derde-partij. Bovendien stelt verweerder zich op het standpunt dat uit artikel 2:90 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) volgt dat een vergunning voor het snoeien van een boom alleen aangevraagd kan worden door de eigenaar van de boom. Een aanvraag van iemand die geen eigenaar is, is daarom niet-ontvankelijk. Volgens verweerder geldt hetzelfde voor het maken van bezwaar tegen het weigeren van een vergunning en is eiseres daarom niet-ontvankelijk in haar bezwaar.
4. Het beroep gaat dus enkel over de vraag of eiseres als belanghebbende bij het primaire besluit kan worden aangemerkt.
5. Eiseres voert aan dat haar belang wel rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit omdat zij hinder ervaart van de esdoorn. Zij kijkt ook uit op de boom, die in de achtertuin van de derde-partij staat, op ongeveer 15 meter van de gevel van haar woning.
Op de zitting is door de derde-partij onder meer naar voren gebracht dat zij de aanvraag tegen haar zin heeft ingediend. Zij wenst zelf namelijk niet dat de boom gesnoeid wordt. Bovendien is eiseres volgens de derde-partij geen belanghebbende omdat zij geen actueel belang heeft bij het snoeien. De esdoorn staat er namelijk al langer dan 53 jaar.
Is eiseres belanghebbende?
6.1
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een natuurlijk persoon, zoals eiseres, een voldoende objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang hebben. Dit belang moet betrokkene in voldoende mate onderscheiden van anderen en het moet rechtstreeks worden geraakt door het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres een zelfstandig eigen belang dat rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit en niet enkel een afgeleid belang, zoals verweerder aanvoert. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres vanuit haar woning en de tuin direct zicht heeft op de esdoorn en zij hinder van deze boom ervaart. De hinder die eiseres van de boom heeft, is bovendien een actueel belang. Dat de boom er al langer dan 53 jaar staat is daarbij niet relevant. Bovendien overweegt de rechtbank dat uit de APV niet blijkt dat iemand die op grond van artikel 2:90 van de APV geen aanvraag voor een vergunning in kan dienen, daarom ook niet-ontvankelijk is in een bezwaarprocedure tegen een beslissing over een boom die op aanvraag van de eigenaar is genomen. Juist omdat eiseres geen vergunning voor het snoeien van de boom kan aanvragen, maar zij wel hinder van die boom heeft, rechtvaardigt dit naar het oordeel van de rechtbank een zelfstandige aanspraak op rechtsbescherming. Eiseres is immers afhankelijk van het handelen van de derde-partij, maar heeft wel (een zelfstandig eigen) belang bij de uitkomst van de aanvraag en de procedure vanwege het zicht op en hinder van de boom.
6.2.
Uit het voorgaande volgt dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het primaire besluit en verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het beroep tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. Verweerder zal inhoudelijk moeten beslissen op het bezwaar van eiseres, waarbij eiseres en de derde-partij voorafgaande aan die beslissing door verweerder moeten worden uitgenodigd op een hoorzitting.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.