ECLI:NL:RBDHA:2022:4023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
SGR 21/139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geschiktheid voor eigen werk in het kader van ZW-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die zich ziek had gemeld op 23 december 2019, ontving een ZW-uitkering en was van mening dat hij arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk. De rechtbank heeft de besluiten van de verweerder, die de eiser arbeidsgeschikt achtte, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen medische objectieve onderbouwing is voor de klachten van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat eiser geschikt wordt geacht voor zijn eigen werk. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/139

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.A. Schulpen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: B.M. de Wolff).

Procesverloop

In het besluit van 17 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser vanaf 23 november 2020 arbeidsgeschikt wordt geacht voor zijn eigen werk.
In het besluit van 28 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als allround medewerker telefoonzaak en telefoonreparateur voor 40 uur per week. Op 23 december 2019 heeft eiser zich ziek gemeld. Op dat moment ontving hij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden, waarvan de bevinding zijn neergelegd in het rapport van 6 april 2020. In dit rapport is aanbevolen eiser zo spoedig mogelijk uit te nodigen voor een fysiek spreekuur indien dat weer is toegestaan. Per 23 maart 2020 is aan eiser een ZW-uitkering toegekend.
1.2
Eiser is op 16 november 2020 door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Deze arts heeft van de bevindingen van het spreekuur een rapport uitgebracht van dezelfde datum. In het rapport is vermeld dat de belasting binnen de eigen functie eisers belastbaarheid niet overschrijdt. Eiser wordt daarom per 23 december 2019 doorlopend arbeidsgeschikt geacht voor de maatgevende arbeid. Subsidiair wordt hij per 23 november 2020 arbeidsgeschikt geacht voor de maatgevende arbeid.
1.3
Naar aanleiding van eisers bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b in het rapport van 23 december 2020 de belastbaarheid van eiser heroverwogen. Op basis van dossieronderzoek en de ingebrachte informatie van GZ-psycholoog C. Dedei van 10 november 2020 ziet de verzekeringsarts b&b geen reden om af te wijken van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts.
Standpunt van eiser
2. Eiser voert aan dat de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig is. Bovendien is er onvoldoende rekening gehouden met de lichamelijke (nek- en rugklachten) en psychische klachten (stress, somberheid, slapeloosheid, paniekaanvallen en angsten) van eiser. Vanwege deze klachten is eiser zowel arbeidsongeschikt voor zijn eigen werk als voor ander werk.
Beoordeling door de rechtbank
3. Verweerder heeft de besluiten gebaseerd op rapporten van (verzekerings)artsen. Verweerder mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten; en
- voldoende begrijpelijk zijn.
4. Eiser heeft in beroep (medische) informatie in het geding gebracht. De verzekeringsarts b&b heeft op deze informatie gereageerd in de rapporten van 17 mei 2021 en 23 december 2021. De verzekeringsarts b&b concludeert in beide rapporten dat de ingebrachte informatie geen reden geeft voor een ander oordeel.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. Uit de betreffende rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen aandacht hebben besteed aan de klachten van eiser en dat de in bezwaar ingebrachte informatie van de psycholoog bij de oordeelsvorming is betrokken. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b op alle in beroep ingebrachte informatie gereageerd. De rechtbank heeft ook geen aanwijzingen om de conclusies van de verzekeringsartsen niet juist te achten. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat eiser geschikt wordt geacht voor zijn eigen werk. Zo geeft de verzekeringsarts b&b aan dat de door eiser gestelde klachten niet medisch geobjectiveerd worden. Wat betreft de door de psycholoog geconstateerde angststoornis, tonen de bevindingen van de primaire verzekeringsarts geen zodanige psychopathologie dat dit beperkingen rechtvaardigt. Bovendien is het eigen werk van eiser licht en weinig belastend, zodat overschrijdingen in zijn belastbaarheid niet aannemelijk zijn. Omdat een medisch objectieve onderbouwing voor de door eiser gestelde klachten ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiser meer beperkt is dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen.
Conclusie
6. Uit het voorgaande volgt dat eiser terecht en op goede gronden per 23 november 2020 arbeidsgeschikt wordt geacht voor zijn eigen werk.
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.