ECLI:NL:RBDHA:2022:4029
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling was genomen. Dit besluit, dat op 22 maart 2022 was genomen, leidde tot beroep van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar verzoeker was niet verschenen op de zitting. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. C.W.M. van Breda.
Tijdens de zitting op 21 april 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak in een andere zaak (NL22.4927) die op dezelfde dag was gedaan, waarin het beroep van de verzoeker werd behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.