ECLI:NL:RBDHA:2022:4040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
C/09/627568 / JE RK 22-694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 april 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Dit verzoek volgde op een eerder verleende spoedmachtiging op 5 april 2022, die de minderjarige toestond om tijdelijk in een gesloten setting te verblijven vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De minderjarige, die te maken heeft gehad met verwaarlozing, huiselijk geweld en seksueel misbruik, heeft een complexe voorgeschiedenis en is afhankelijk van een veilige omgeving en vertrouwenspersonen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de pleegouders instemden met de gesloten plaatsing, maar dat er ook zorgen waren over de negatieve effecten van een langdurige gesloten plaatsing op de ontwikkeling van de minderjarige. De advocaat van de minderjarige voerde verweer tegen de gesloten plaatsing en pleitte voor een open plek, waarbij de noodzaak van een passende omgeving werd benadrukt. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de betrokkenheid van alle partijen in overweging genomen en geconcludeerd dat, hoewel de gesloten plaatsing niet volledig voldeed aan de wettelijke criteria, het in het belang van de minderjarige was om de machtiging voor een periode van vier weken te verlenen. Dit zou dienen als een tijdelijke oplossing totdat een meer geschikte open plek beschikbaar zou zijn.

De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van vier weken, tot 19 mei 2022, en het overige verzoek afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Kinderrechter
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/627568 / JE RK 22-694
Datum uitspraak: 14 april 2022

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

in de zaak naar aanleiding van het op 5 april 2022 ingekomen verzoekschrift van:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop,

hierna te noemen: het college,
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. V.A. Vitanov, gevestigd in Den Haag, zaakwaarnemer voor mr. C. Arslaner, gevestigd in Leidschendam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[pleegouder 1]

en
[pleegouder 2]
hierna tezamen te noemen: de pleegouders,
beide wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

Bij beschikking van 5 april 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is een spoedmachtiging verleend [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet van 5 april 2022 tot 19 april 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 5 april 2022;
- de instemmingsverklaring van 4 april 2022 van een gedragswetenschapper als bedoeld in
artikel 6.1.3, derde lid van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht.
Op 14 april 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordigers van de gemeente] , namens het college;
- de pleegouders.
[minderjarige] is voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van haar advocaat in de raadkamer gehoord.

Feiten

Voor de relevante feiten wordt verwezen naar de beschikking van 5 april 2022.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand bevolen een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van drie maanden. Hieraan ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] heeft op veel verschillende plekken gewoond en heeft te maken gehad met verwaarlozing, huiselijk geweld, seksueel misbruik, agressiviteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens anderen. Daar komt bij dat [minderjarige] in haar functioneren in sterke mate afhankelijk is van haar omgeving en het voor haar van groot belang is een vertrouwenspersoon te hebben. Bij de beschikking van 6 oktober 2021 heeft de kinderrechter benadrukt dat er een passende open plek voor [minderjarige] gezocht moest worden. [minderjarige] is inmiddels bij [verblijfplaatsen] aangemeld en daar zal op korte termijn een intakegesprek plaatsvinden. [minderjarige] heeft echter de afgelopen weken zorgelijk gedrag vertoond, bestaande uit zich inlaten met een onveilig netwerk, middelengebruik en agressie in de thuissituatie. Dit maakt dat een gesloten plaatsing voor de komende drie maanden noodzakelijk is, zodat [minderjarige] zich niet onttrekt aan de hulpverlening.
De pleegouders hebben ingestemd met het verzochte. De pleegouders hebben aangegeven dat de afgelopen periode alles is ingezet om een passende plek voor [minderjarige] te vinden, maar dat het medewerking van [minderjarige] noodzakelijk is om stappen te gaan maken. Als er nu te grote stappen gemaakt worden, zal het op korte termijn weer mislopen. Het is belangrijk dat een passende plek wordt gevonden waar [minderjarige] tot haar 18e kan blijven wonen.
Door en namens [minderjarige] wordt verweer gevoerd tegen de gesloten plaatsing. De advocaat heeft aangegeven dat het college haar taak onvoldoende heeft uitgevoerd en [minderjarige] daar nu de dupe van is. Het is noodzakelijk dat op zeer korte termijn een open plek wordt gevonden voor [minderjarige] . Daarbij kan ook gekeken worden op landelijk niveau, omdat [minderjarige] meermaals heeft aangegeven niet naar [verblijfplaats 1] te willen vanwege het type cliënt dat daar rondloopt. De advocaat acht het van belang dat het college in de komende vier weken op zoek gaat naar een beter passende open setting. De advocaat benadrukt dat een langere gesloten plaatsing [minderjarige] negatief zal beïnvloeden, omdat zij dan wordt meegesleept in de problematiek van de andere jongeren in de gesloten setting. Gelet op het voorgaande verzoekt de advocaat het verzoek af te wijzen [minderjarige] gesloten te plaatsen, dan wel deze toe te wijzen voor een periode van maximaal 4 weken.
[minderjarige] heeft aanvullend aangegeven niet naar [verblijfplaats 1] te willen, maar open te staan voor een plaatsing bij [verblijfplaats 2]

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de voogden. Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid onder c, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daaromtrent het volgende.
[minderjarige] heeft een belaste voorgeschiedenis die zich kenmerkt door verwaarlozing, huiselijk geweld en wisselende opvoeders. Vanwege verschillende incidenten is [minderjarige] meermaals op een (gesloten) groep geplaatst. [minderjarige] verblijft nu ruim een halfjaar op een gesloten groep van [huidige verblijfplaats] in afwachting van een passende vervolgplek. [huidige verblijfplaats] heeft aangegeven dat de afgelopen maanden aandacht is geweest voor het krijgen van vertrouwen in eigen kunnen en het omgaan met teleurstelling en verandering. [minderjarige] heeft zich hier goed in ontwikkeld en is toe aan een vervolgstap; een overplaatsing naar een open groep. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, is gebleken dat alle betrokkenen het daar ook mee eens zijn. Het college heeft aangegeven dat [minderjarige] staat aangemeld voor twee open groepen bij Ipse de [verblijfplaatsen] en dat er 20 april 2022 een intake gepland staat. Het is echter onduidelijk wanneer [minderjarige] daar terecht zou kunnen.
De vraag is of op dit moment aan de criteria voor een gesloten machtiging wordt voldaan: uit het voorgaande lijkt reeds te volgen dat dit niet het geval is. De kinderrechter onderkent dat het gedag van [minderjarige] recent is verslechterd (en aanleiding gaf tot verlenen van een spoedmachtiging gesloten), anderzijds is het niet zo dat voortduring van die de geslotenheid c.q. behandeling binnen die geslotenheid op dit moment door betrokkenen wordt gezien als noodzakelijk in relatie tot dergelijk gedrag. De vraag is misschien ook wel gerechtvaardigd in hoeverre het gebrek aan perspectief (doorstroming naar een passender plek) het gedrag van [minderjarige] (mede) veroorzaakt. Wat daar ook van zij, [minderjarige] zit op dit moment toch vooral gesloten, omdat er geen passende open plek beschikbaar is. Anderzijds geldt dat er ook redenen zijn om de huidige plek te continueren. Immers, de [gedragswetenschapper] die [minderjarige] op 4 april 2022 heeft onderzocht, onderschrijft in zijn verklaring dat [minderjarige] is gebaat bij continuïteit en dat zij pas kan uitstromen als voor haar een passende vervolgplek is gerealiseerd. De kans op een terugval in ontregeling is groot als [minderjarige] ter overbrugging op een crisisplek zal worden geplaatst, aldus de gedragswetenschapper. [minderjarige] heeft ter zitting zelf ook aangegeven daar bang voor te zijn. Het college vreest hier evenzeer voor.
De kinderrechter stelt op basis van het voorgaande - samenvattend - vast dat alle betrokkenen ( [minderjarige] zelf onder protest) het noodzakelijk vinden dat [minderjarige] de komende periode bij [huidige verblijfplaats] zal verblijven, maar ook dat zij het er ook allemaal over eens zijn dat de situatie van [minderjarige] feitelijk niet meer aan de criteria voor afgifte van een machtiging tot gesloten plaatsing voldoet.
Dit alles afwegende zal de gevraagde machtiging worden verleend, ook al wordt niet voldaan aan de criteria van artikel 6.1.2 van de Jeugdwet. Het belang van [minderjarige] bij die machtiging is duidelijk. Voor zover voor deze beslissing een grondslag moet worden gevonden, ligt die in artikel 3, eerste lid, van het IVRK. Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van vier weken (te rekenen vanaf het moment dat de huidige spoedmachtiging afloopt), uitsluitend ter overbrugging van de periode tot aan de plaatsing van [minderjarige] bij een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Een langere periode is niet te rechtvaardigen en niet in het belang van [minderjarige] . Voor het overige wordt het verzoek daarom afgewezen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 14 april 2022 tot 19 mei 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.C. Mulders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.