ECLI:NL:RBDHA:2022:4158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/09/628144 / FT RK 22/291 en C/09/628145 / FT RK 22/292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en loonbeslag

Op 3 mei 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Verzoekers, die in financiële problemen verkeren, hadden eerder een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. In een eerdere beschikking van 16 maart 2022 was de energieleverancier verboden om de levering van gas en elektriciteit af te sluiten, maar deze voorziening zou na zes maanden vervallen. Verzoekers dienden op 14 april 2022 een nieuw verzoekschrift in voor een voorlopige voorziening, omdat er loonbeslag was gelegd door verweersters, waaronder Stichting Vestia en andere schuldeisers. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 april 2022, waarbij verzoekers werden bijgestaan door een schuldhulpverlener, terwijl de verweersters niet verschenen.

De rechtbank overwoog dat een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw alleen kan worden gegeven indien er sprake is van een compleet schuldsaneringsverzoek dat voldoet aan de eisen van artikel 285 Fw. De rechtbank concludeerde dat er voldoende gegevens waren om het verzoek te honoreren, gezien de dreigende situatie door de loonbeslagen. De rechtbank oordeelde dat het belang van verzoekers zwaarder weegt dan dat van de beslagleggers, en besloot de loonbeslagen op te schorten. De voorlopige voorziening geldt tot de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de behandeling van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op 23 augustus 2022 zal plaatsvinden, mits een compleet verzoekschrift tijdig is ingediend.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/628144 / FT RK 22/291 en C/09/628145 / FT RK 22/292
Beschikking van 3 mei 2022
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
hierna: [verzoeker],
tegen
Stichting Vestia,gevestigd te Rotterdam, gemachtigde Bazuin & Parners Gerechtsdeurwaarders,
Ziggo B.V.,gevestigd te Rotterdam, gemachtigde LAVG Gerechtsdeurwaarders,
Van Dijk Educatie B.V.,gevestigd te Kampen, gemachtigde LAVG Gerechtsdeurwaarders,
Defam B.V.,gevestigd te Bunnik, gemachtigde LAVG Gerechtsdeurwaarders,
verweersters.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als verzoekers en verweersters.

1.De procedure

1.1
Bij beschikking van 16 maart 2022 is – bij wege van voorlopige voorziening – de energieleverancier van verzoekers verboden de levering van gas en elektriciteit af te sluiten. Daarbij is onder meer bepaald dat die voorziening in ieder geval na verloop van zes maanden vervalt en dat de behandeling van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal plaatsvinden op 23 augustus 2022 om 14:30 uur.
1.2
Op 14 april 2022 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend waarin wederom om een voorlopige voorziening wordt gevraagd. Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekers hadden in een eerder stadium – tegelijkertijd met het eerdere verzoek om een voorlopige voorziening – een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
1.3
Door verweersters is loonbeslag gelegd onder de werkgever van verzoeker. Het onderhavige verzoek strekt ertoe verweersters te gebieden die door hen gelegde loonbeslagen op te schorten.
1.4
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 21 april 2022. Verzoekers zijn verschenen en gehoord. Zij zijn daarbij bijgestaan door de heer M.A.T. Noordzij, schuldhulpverlener van Noordzij Bewindvoerders. Verweersters zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Op 20 april 2022 heeft Bazuin & Partners namens Stichting Vestia schriftelijk gereageerd op het verzoekschrift van verzoekers.
1.5
Verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld (de grondslag van) hun verzoek nader toe te lichten. Dit is gedaan door middel van een mailbericht d.d. 27 april 2022.

2.De beoordeling

2.1
De Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) kent twee voorlopige voorzieningen, die van artikel 287 lid 4 Fw en die van artikel 287b Fw. In antwoord op vragen heeft de minister in de parlementaire geschiedenis naar voren gebracht dat beide procedures een eigen rol vervullen (Eerste Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 29942, C, p. 4 en 5). Daarbij is onder meer het volgende naar voren gebracht:

De procedure van artikel 287, vierde lid, heeft een meer algemeen karakter dan die van artikel 287b. Artikel 287, vierde lid, is vooral bedoeld ter vervanging van de huidige voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling. Deze voorlopige voorziening kan worden uitgesproken ter overbrugging van de periode tussen de indiening van en de beslissing op het verzoekschrift, indien er een noodvoorziening nodig is om bijvoorbeeld een acuut dreigende uithuiszetting, afsluiting van nutsvoorzieningen, openbare verkoop van de inventaris of faillissement te voorkomen.
Ten aanzien van het vorderen van voorlopige voorzieningen zijn verder geen beperkingen gesteld. Het staat de rechter vrij die maatregelen te treffen die hij geraden acht en voor de duur die hij geraden acht. Ingevolge het voorgestelde artikel 287, vierde lid, moet het verzoek overigens worden gedaan in het verzoekschrift waarin de toelating wordt verzocht of moet dit verzoekschrift al zijn ingediend. Artikel 287b heeft eveneens betrekking op een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen, dat in het verzoekschrift moet zijn opgenomen. Maar waar artikel 287, vierde lid, een grondslag biedt voor een voorlopige voorziening in het kader van toelating tot de schuldsaneringsregeling, biedt artikel 287b een grondslag voor een voorlopige voorziening met een andere strekking, namelijk het bereiken van een soort adempauze die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden. Gedurende maximaal zes maanden (vijfde lid) wordt de schuldenaar daarbij niet gehinderd door een dreiging van executie van de in het tweede lid van het artikel genoemde maatregelen. Het artikel strekt enkel tot het treffen van een voorlopige voorziening indien er sprake is van een bedreigende situatie, waaronder wordt verstaan een gedwongen ontruiming, de beëindiging van levering van nutsvoorzieningen of de opzegging of ontbinding van een zorgverzekeringsovereenkomst.
2.2
Schuldenaren hebben het onderhavige verzoek gebaseerd op het bepaalde in artikel 287 lid 4 Fw. De rechtbank streeft na om met de meeste spoed uitspraak te doen op een ingediend schuldsaneringsverzoek (artikel 287 lid 1 Fw). Er zal echter altijd een periode gelegen zijn tussen indiening van een verzoek, de behandeling daarvan en de beslissing daarop. Artikel 287 lid 4 Fw maakt het mogelijk de rechtbank te vragen om – hangende de beslissing op het schuldsaneringsverzoek – in spoedeisende zaken een voorlopige voorziening te geven. Het bepaalde in artikel 287 lid 4 Fw is dus niet bedoeld ter ondersteuning van het minnelijk schuldsaneringstraject, maar ziet op de situatie waarin een noodvoorziening noodzakelijk is ter overbrugging van de periode tussen de indiening van schuldsaneringsverzoek en de beslissing daarop. Voor het kunnen geven van die beslissing dient er sprake te zijn van een compleet verzoek. Een schuldsaneringsverzoek dient de in artikel 285 Fw bedoelde gegevens bevatten en indien dit niet het geval is, kan de rechtbank een schuldenaar een termijn van een maand gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken. In de praktijk komt niet zelden voor dat deze termijn wordt verlengd, met name ook wanneer een schuldsane-ringsverzoek vergezeld gaat met een dwangverzoek ex artikel 287a Fw. Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank er van uitgaat dat een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw pas kan worden gegeven indien sprake is van een schuldsane-ringsverzoek dat de in artikel 285 Fw bedoelde gegevens bevat, dan wel dat binnen een redelijke termijn kan worden gecompleteerd.
2.3
Hoewel namens verzoekers te kennen is gegeven dat nog circa drie maanden nodig is om het minnelijk schuldsaneringstraject te voltooien en de mogelijkheid voor een dwangverzoek te onderzoeken, gaat de rechtbank er van uit dat er thans reeds sprake is van een voorliggend schuldsaneringsverzoek dat de in artikel 285 Fw bedoelde gegevens bevat, dan wel dat binnen een redelijke termijn kan worden gecompleteerd. Ten aanzien van de in artikel 285 lid 1 sub f Fw. bedoelde verklaring neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat de schuldhulpverlener inmiddels de eerste reactie van de schuldeisers heeft ontvangen en dat tenminste één van de schuldeisers te kennen heeft gegeven niet akkoord te gaan met een voorstel van verzoekers.
2.4
Verzoekers hebben een spoedeisend belang nu door de loonbeslagen op zeer korte termijn een situatie dreigt te ontstaan waarin zij niet alle vaste lasten kunnen betalen en zij het risico lopen dat er nieuwe schulden ontstaan. De berekening van het VTLB, zoals dat in het minnelijk traject geldt, valt immers door een aantal correcties hoger uit dan de beslagvrije voet die door de beslagleggende deurwaarders wordt gehanteerd. Door de loonbeslagen loopt niet alleen de inmiddels ontstane financiële stabiliteit van verzoekers gevaar, maar ook de resterende voortgang van het minnelijk traject, vanwege het risico dat de schuldhulpverlening wordt afgebroken bij het ontstaan van nieuwe schulden. Het spoedeisend belang is hierin gelegen dat dit minnelijk traject zo spoedig mogelijk kan worden voltooid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat tegen de hiervoor geschetste achtergrond het belang van verzoekers zwaarder weegt dan dat van de beslagleggers. Hetgeen namens Vestia naar voren is gebracht, maakt dit niet anders. Nu bovendien niet is gebleken dat verzoekers niet tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kunnen worden toegelaten, zal het verzoek worden toegewezen.
2.5
Gezien de bij beschikking van 16 maart 2022 gegeven voorlopige voorziening en de mededeling dat nog circa drie maanden nodig is om het minnelijk schuldsanerings-traject te voltooien, zal de rechtbank bepalen dat ook de thans te geven voorlopige voorziening in ieder geval vervalt na verloop van zes maanden na 16 maart 2022 (dus per 16 september 2022).
2.6
Zoals reeds bij beschikking van 16 maart 2022 is bepaald, zal de behandeling van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling plaatsvinden op
23 augustus 2022 om 14:30 uur, indien een week voor deze datum een compleet verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is overgelegd. Als dat verzoek gepaard gaat met een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen), dienen deze verzoeken drie weken voor deze datum te zijn aangeleverd.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • gebied de verweersters de door hen gelegde beslagen op het loon van verzoekers op te schorten;
  • bepaalt dat de genoemde voorziening geldt totdat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van zes maanden na 16 maart 2022;
- bepaalt dat de voortgezette behandeling van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal plaatsvinden op
23 augustus 2022 om 14:30 uur, indien een week voor voornoemde datum een compleet verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is overgelegd. Als dat verzoek gepaard gaat met een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen), dienen deze verzoeken drie weken voor voornoemde datum te zijn aangeleverd.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2022 in tegenwoordigheid van A. van Groningen Schinkel, griffier.