ECLI:NL:RBDHA:2022:4188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
20_7477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling van medische situatie

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1996, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar herhaalde aanvraag om een Wajong-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had eerder in 2014 een aanvraag ingediend die was afgewezen, en in 2020 deed zij opnieuw een aanvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 februari 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden diverse opleidingen heeft gevolgd en werkervaring heeft opgedaan, maar dat haar intelligentieniveau als beneden gemiddeld is vastgesteld. De rechtbank heeft ook gekeken naar een rapportage van GGZ-instelling Rivierduinen, waarin verschillende diagnoses werden gesteld, waaronder PTSS en een licht verstandelijke beperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geconcludeerd dat de nieuwe informatie geen aanleiding geeft om de eerdere afwijzing te herzien, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die de eerdere beoordeling zouden ondermijnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. E. van den Bogaard)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 oktober 2020 (bestreden besluit) en op 24 november 2020 gronden aangevoerd.
Verweerder heeft op 17 december 2020 een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 29 januari 2022 aanvullende gronden ingediend en stukken overgelegd.
Verweerder heeft daarop gereageerd op 3 februari 2022.
Van eiseres zijn aanvullende stukken ontvangen op 8 februari 2022.
De zaak is op zitting behandeld via een online beeldverbinding op 10 februari 2022. Eiseres heeft aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door haar moeder en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1996, heeft basisonderwijs afgerond en in 2013 een vmbo-diploma behaald. Het vmbo- onderwijs heeft zij gevolgd via het leerwegondersteunend onderwijs, dat betekent met extra hulp. Zij heeft vervolgens een kappersopleiding op mbo-niveau gevolgd. In 2005 en in 2009 is vastgesteld dat haar intelligentieniveau beneden gemiddeld is. In 2011 is zij gedurende twee maanden opgenomen geweest in een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie wegens stemmingswisselingen en probleemgedrag. Eiseres heeft onder meer bij een kapsalon, een schoonmaakbedrijf en als klasse-assistent in het basisonderwijs gewerkt. Eiseres woont sinds 2019 zelfstandig.
2. In 2014 - eiseres was toen achttien - is een eerste aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2010) gedaan. Die aanvraag is op 9 september 2014 afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is op 17 maart 2015 ongegrond verklaard. Daartegen is geen rechtsmiddel aangewend.
3. In 2020 is opnieuw een aanvraag om toekenning van een uitkering op grond van de Wajong (Wajong 2015) gedaan. Bij besluit van 27 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de herhaalde aanvraag afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder ziet geen aanleiding om terug te komen op de beslissing uit 2014 voor het verleden, noch voor de toekomst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ook geen sprake is van een zogenaamde Amber-situatie.
4. Op wat eiseres heeft aangevoerd wordt hierna verder ingegaan.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
Rapportage Rivierduinen
5.1
Nadat verweerder bij verweerschrift van 17 december 2020 op de gronden van eiseres heeft gereageerd, zijn op 29 januari 2022 nadere gronden ingediend en een rapportage (Adviesverslag) overgelegd van GGZ-instelling Rivierduinen van 1 juni 2021. In die rapportage zijn de resultaten neergelegd van psychiatrisch, intelligentie en contextueel onderzoek in de periode 26 april 2021 tot 6 juni 2021. Geconcludeerd is dat sprake is van angst en vermijding behorend bij onderliggend trauma, en een sterk wisselende cognitieve prestatie die leidt tot overvraging, vermoeidheid en spanning. De diagnoses PTSS, licht verstandelijke beperking en uitgestelde diagnose AD(H)D worden gesteld.
5.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op die rapportage gereageerd bij rapportage van 3 februari 2021. Onder meer vermeldt hij dat de rapportage niet leidt tot een ander inzicht over het functioneren van eiseres omdat geen ander beeld wordt geschetst dan in het verleden. Gelet daarop en omdat in het rapport is vermeld dat geen uitspraak kan worden gedaan over een algemeen intelligentieniveau bij eiseres, is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen.
5.3
Op 8 februari 2022 om 18.08 uur heeft de rechtbank een e-mail van de gemachtigde van eiseres ontvangen met daarbij een gewijzigde versie van de rapportage van Rivierduinen. In die mail is vermeld dat de reeds aan de rechtbank en verweerder toegezonden rapportage niet de definitieve versie bleek te zijn en verzocht wordt die versie uit het dossier te verwijderen en te vervangen door de thans toegezonden versie. De gewijzigde rapportage bevat onder meer de volgende verschillen:
  • In beide rapporten is op pagina 5 het kopje ‘Psychiatrisch onderzoek door T. Chavam Zadeh (psychiater) d.d. 6 april 2021’ opgenomen. In de eerste versie is de onder dat kopje vermelde opmerking ‘Er zijn enkele PTSS klachten’ vervangen door ‘Er zijn PTSS klachten’.
  • In het competentieprofiel op pagina 7 en 8 van het gewijzigde rapport is het aantal zaken dat moeilijk gaat sterk uitgebreid en onder meer is de zin ‘Je hebt een licht verstandelijke beperking’ vervangen door ‘Er is sprake van psychiatrische problematiek welke een basis heeft in de jeugdjaren (KOPP problematiek)’ en ‘Er is sprake van zwakbegaafdheid’.
  • De diagnoses zijn gewijzigd en uitgebreid. Aanvankelijk is vermeld: PTSS, licht verstandelijke beperking en AD(H)D (uitgestelde diagnose). In de gewijzigde rapportage is vermeld: PTSS, Andere gespecificeerde angststoornis, Obsessieve-compulsieve stoornis, Zwakbegaafdheid, Andere problemen verband houdend met werk of werkloosheid en AD(H)D/persoonlijkheidsproblematiek (uitgestelde diagnose).
5.4
Ter zitting is een toelichting gevraagd op de gewijzigde rapportage. Beide versies zijn gedateerd op 1 juni 2021 en zijn opgesteld door M. van Graafeiland, GZ-psycholoog. Onder beide versies is ook vermeld dat het advies met patiënte en moeder is besproken en dat ze instemmen met het gegeven advies. Uit de rapportage noch uit de mail van de gemachtigde van eiseres van 8 maart 2022 blijkt wie de wijzigingen heeft aangebracht en wanneer en naar aanleiding waarvan dat is gebeurd. Dit terwijl het onder meer gaat om belangrijke verschillen als gewijzigde diagnoses, zoals het toevoegen van zwakbegaafdheid. Ter zitting is een verduidelijking gevraagd, waarop is gesteld dat de laatste versie de definitieve versie betreft. De moeder van eiseres heeft (uiteindelijk) verklaard dat een nieuwe behandelaar van eiseres tot andere inzichten zou zijn gekomen. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de gewijzigde rapportage zodanig laat (één werkdag voor de zitting) is ingediend dat verweerder daardoor niet in staat is adequaat op de rapportage te reageren. De goede voortgang van de procedure wordt daardoor belemmerd. Reeds daarom zal - zoals ter zitting na schorsing aan partijen is meegedeeld - deze gewijzigde rapportage buiten beschouwing worden gelaten, nog los van de vragen de hiervoor beschreven gang van zaken oproept.
Terugkomen op het eerdere besluit
6. Verweerder heeft op de herhaalde aanvraag beslist met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet worden beoordeeld of verweerder zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is (CRvB 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en CRvB 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115).
7. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
8. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres bij haar aanvraag in 2020 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als hiervoor bedoeld heeft vermeld. Behoudens een stuk van een jobcoach van 1 augustus 2018 en een ongedateerd stuk van de praktijkondersteuner van de huisarts, dateren alle bij de aanvraag gevoegde stukken van voor de eerste aanvraag. Daarvoor geldt dat deze stukken al bij verweerder bekend waren en voor zover dat niet het geval was, dat deze eerder hadden kunnen en dus moeten worden overgelegd. Gesteld noch gebleken is dat het niet mogelijk was om deze stukken eerder aan verweerder te verstrekken.
9. Het stuk van een jobcoach van Refrisk uit 2018 dateert van na de eerdere besluitvorming en is in zoverre nieuw. In dat stuk is onder meer vermeld dat eiseres in 2018 en 2019 voor 26 uur per week werkzaam is geweest als klasseassistent in het basisonderwijs, dat haar contract na ziekmelding niet is verlengd, dat er door haar uiterlijk en taalgebruik niets aan de hand lijkt maar dat ze banen niet weet vast te houden. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 oktober 2020 terecht op het standpunt gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft de eerdere beoordeling voor onjuist te houden en het eerste besluit te herzien. De klachten en belemmeringen die thans bestaan waren in 2014 ook al aanwezig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in voormelde rapportage en in de aanvullende rapportage van 3 februari 2022 afdoende gemotiveerd dat en waarom de overgelegde stukken, inclusief het in beroep overgelegde rapport van Rivierduinen, bevestigen hetgeen reeds bekend was. Nieuwe rechtens relevante (medische) feiten ontbreken. De medische situatie wordt niet slechter ingeschat dan destijds, eerder beter. Dat geldt ook voor de daarvan afgeleide begeleidingsnoodzaak. Verder is er geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Herziening voor de toekomst
10. In wat eiseres heeft aangevoerd zijn ook geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat herziening voor de toekomst had moeten plaatsvinden op grond van de zogenaamde duuraansprakenjurisprudentie (ECLI:NL:CRVB:2015:1). In dat kader overweegt de rechtbank als volgt. Bij een verzoek om herziening voor de toekomst moeten feiten en omstandigheden worden aangedragen die aanleiding geven tot een gunstiger besluit dan het eerdere besluit. Die feiten moeten (ook) zien op de oorspronkelijke beoordelingsdatum. Als het besluit destijds onjuist was, dan zou het niet eerlijk zijn als een aanvrager daardoor blijvend een uitkering misloopt. Er kan dan alsnog voor de toekomst een Wajong-uitkering toegekend worden. Als niet kan worden vastgesteld dat het besluit destijds onjuist was, dan is er geen reden voor herziening voor de toekomst.
11. Uit de stukken blijkt dat eiseres in 2014 een Wajong-uitkering aanvroeg vanwege een licht verstandelijke beperking. Die aanvraag is afgewezen, welke beslissing na heroverweging in bezwaar is gehandhaafd. In de aan de besluitvorming ten grondslag liggende verzekeringsgeneeskundige rapportages is vermeld dat sprake was van ADHD kenmerken, moeite met leren, een borderline persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling en gedragsproblemen, die naar de achtergrond zijn verschoven. Daardoor is bij eiseres vanaf haar jeugd sprake van belemmeringen, problemen met het functioneren in met name school en sociaal functioneren. Geconcludeerd is dat de medische prognose stabiel is, dat haar belastbaarheid waarschijnlijk zal verbeteren vanwege verdere rijping en groei en dat zij intensieve begeleiding nodig heeft. Er is sprake is beperkingen, maar zij heeft duurzaam benutbare mogelijkheden.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportages van 16 oktober 2020 en 3 februari 2022 gemotiveerd uiteengezet dat en waarom eiseres niet voldoet aan de criteria van de Wajong 2015 en dat en waarom de nieuw ingebrachte informatie geen nieuw licht werpt op de gezondheidssituatie van eiseres rond haar achttiende jaar. Er is geen sprake van nieuwe medische rechtens relevante feiten, die maken dat eerdere besluitvorming onjuist was en voor de toekomst moet worden herzien. Niet is gebleken dat de gezondheidssituatie van eiseres destijds niet juist is ingeschat.
13. Eiseres heeft aangevoerd dat de praktijk heeft uitgewezen dat zij niet in staat is om een baan te behouden en dat zij zodanige begeleiding nodig heeft dat hieraan vrijwel niet kan worden voldaan. Over de begeleidingsbehoefte heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat tijdens de eerdere procedure is vastgesteld dat in de begeleidingsbehoefte kan worden voorzien door inzet van een jobcoach en dat de behoefte van dien aard is dat die voorziening is in te passen binnen gangbare arbeid. De verzekeringsarts bezwaar in de onderhavige procedure overweegt dat tijdens de hoorzitting duidelijk is geworden dat eiseres een opleiding heeft gevolgd en beschikt over enige werkervaring. Zij woont zelfstandig en runt een eigen huishouden. Zij heeft een regelmatig dagritme. Hij merkt op dat eiseres overduidelijk niet verstandelijk beperkt overkomt tijdens de hoorzitting. Er is geen ernstige stoornis in het geheugen. Zij heeft een normaal taalgebruik en woordenschat, maar is vooral onzeker. Verder is vermeld dat uit de stukken niet blijkt dat sprake is van een verstandelijke beperking maar van een beneden gemiddelde uitkomst van intelligentiebepalingen. In het rapport van Rivierduinen is vermeld dat bij intelligentieonderzoek scores worden gezien die tussen zeer ver beneden gemiddeld als gemiddeld niveau liggen waardoor er geen uitspraak kan worden gedaan over een algemeen intelligentieniveau. De medische situatie en de begeleidingsnoodzaak moeten volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op de beschikbare informatie en beoordeling tijdens de hoorzitting niet slechter worden ingeschat dan destijds, eerder beter. Ook is niet gebleken dat de noodzakelijke begeleidingsbehoefte is verhoogd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van dat oordeel van de verzekeringsarts beroep en bezwaar. Eiseres heeft niet met concrete gegevens aannemelijk gemaakt dat haar behoefte aan begeleiding is onderschat en dat dermate intensieve begeleiding nodig is dat daardoor arbeidsvermogen ontbreekt. Ook is niet is aangetoond dat de reden van beëindiging van arbeidscontracten telkens is gelegen in haar medische beperkingen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit het dossier dat eiseres over beëindiging van haar werk bij Mac Donalds in 2013 heeft verklaard dat zij vermoedt dat haar contract niet is verlengd omdat zij een relatie met de manager heeft gehad. Ook was geen sprake van zodanig korte dienstverbanden dat daaruit moet worden afgeleid dat zij geen arbeidsvermogen heeft. Zo zijn de werkzaamheden in de kapsalon en in het onderwijs bijvoorbeeld langer dan een jaar verricht. Ook overigens ontbreken aanwijzingen op grond waarvan verweerder tot het oordeel had moeten komen dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. De beroepsgrond slaagt niet.
Amber-situatie
14. Daarnaast kan eiseres geen aanspraak maken op een regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid, reeds omdat door eiseres niet (in de gronden) is gesteld en toegelicht dat en per wanneer sprake zou zijn van een toename van klachten uit dezelfde ziekteoorzaak. Dit volgt ook niet uit de door eiseres overgelegde stukken. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch beeld van eiseres is gewijzigd binnen vijf jaar na de eerdere afwijzing in 2014.
15. Nu de voorhanden zijnde medische gegevens geen twijfel oproepen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen aanleiding een deskundige in te schakelen, zoals door eiseres verzocht.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2022.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep. U legt daarin uit waarom u het niet met de uitspraak eens bent.