ECLI:NL:RBDHA:2022:4193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/1140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken beroepsgronden in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een asielzoekster, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA, waarin werd meegedeeld dat haar opvang per 13 januari 2021 zou worden beëindigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiseres heeft echter geen beroepsgronden ingediend in haar beroepschrift. De rechtbank heeft haar bij brief van 19 februari 2021 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Aangezien eiseres hier niet op heeft gereageerd, heeft de rechtbank haar op 9 juni 2021 nogmaals de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren. Ook deze termijn is door eiseres niet benut.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:5 Awb, en er is niet gebleken dat het ontbreken van beroepsgronden niet aan haar is toe te rekenen. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de inhoudelijke behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/1140

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de opvang van eiseres op 13 januari 2021 beëindigd wordt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 19 februari 2021 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Aangezien eiseres dit verzuim niet heeft hersteld heeft de rechtbank eiseres bij brief van 9 juni 2021 nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van die brief alsnog te reageren.
2. Eiseres heeft binnen de herstelverzuimtermijn geen gronden ingediend.
3. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 Awb. Niet is gebleken dat dit niet aan eiseres is toe te rekenen. Het beroep is dan ook gelet op het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, op 20 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.