ECLI:NL:RBDHA:2022:4216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL20.15038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot buiten behandelingstelling van asielaanvraag en de gevolgen van het ontbreken van een gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 11 juli 2020 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld omdat het kennisgevingsformulier leeg was ingediend. Eiser werd verzocht om binnen twee weken de ontbrekende informatie aan te vullen, maar heeft hier niet op gereageerd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser ten onrechte aanvoert dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om op het voornemen te reageren, omdat zijn eerdere gemachtigde zich had onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 11 juli 2020 het uitreikingsblad van het voornemen heeft ondertekend, wat betekent dat het voornemen op de juiste wijze aan hem is bekendgemaakt. De rechtbank concludeert dat het besluit van de staatssecretaris in overeenstemming is met het beleid en dat eiser geen kans heeft gehad om zijn asielaanvraag toe te lichten, is niet juist.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15038

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is er geen zitting gehouden.

Overwegingen

2. Eiser heeft op 11 juli 2020 met een kennisgevingsformulier (model M35-O) een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld [1] omdat het formulier leeg is ingediend. Eiser is op 11 juli 2020 per brief gevraagd om binnen twee weken de ontbrekende informatie over zijn asielaanvraag aan te vullen. Hier heeft eiser niet op gereageerd. Eiser heeft voorts geen zienswijze ingediend tegen het voornemen van 11 juli 2020.
3. Wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser heeft aangevoerd dat ten onrechte wordt gesteld dat eiser het voornemen heeft ontvangen. De voorgaand gemachtigde heeft zich op 19 juni 2020 onttrokken als gemachtigde. Eiser is dan ook niet in de gelegenheid geweest om op het voornemen van 11 juli 2020 te reageren. Nu eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zijn asielaanvraag toe te lichten, is het onderhavige besluit in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen.
5. De rechtbank overweegt dat uit het beleid van verweerder volgt dat, indien geen gemachtigde van de vreemdeling bekend is, het voornemen aan de vreemdeling wordt uitgereikt. [2] De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat eiser op 11 juli 2020 het uitreikingsblad behorende bij het voornemen heeft ondertekend. Hiermee staat vast dat het voornemen aan eiser in persoon is uitgereikt. Het voornemen is dan ook op een juiste wijze en in overeenstemming met het beleid van verweerder bekendgemaakt. Dat eiser geen kans heeft gehad om op het voornemen te reageren volgt de rechtbank niet.
6. De beroepsgrond faalt. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in paragraaf C2.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Paragraaf C1/2.9 van de Vreemdelingencirculaire 2000.