ECLI:NL:RBDHA:2022:4224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL21.13085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van biseksuele eiser afgewezen; rechtbank vernietigt besluit wegens onvoldoende motivering door verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een biseksuele man van Pakistaanse afkomst, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 25 februari 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De verweerder was niet aanwezig. Eiser voerde aan dat zijn biseksuele geaardheid niet geloofwaardig was geacht door de verweerder, die de identiteit en nationaliteit van eiser wel geloofwaardig vond. Eiser stelde dat de verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn culturele achtergrond en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was. Hij overhandigde ook een rapport van LGBT Asylum Support ter ondersteuning van zijn claims.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet ter zitting was verschenen en geen standpunt had ingenomen over de in beroep overgelegde stukken. De rechtbank vond het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00. De rechtbank benadrukte dat de in beroep ingebrachte stukken en verklaringen van derden, zoals die van [A], betrokken moesten worden bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13085

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Singh. Verweerder is niet verschenen. Verder zijn verschenen [A] , voorzitter van LGBT Asylum Support, en [B] , als toehoorders.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1995 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Aan zijn
asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is en dat zijn seksuele gerichtheid in Pakistan bekend is geworden. Hij kan daarom niet terug naar Pakistan.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig
geacht. Verweerder heeft de gestelde biseksuele geaardheid echter ongeloofwaardig geacht.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat verweerder ten
onrechte zijn biseksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser zijn innerlijke beleving/gevoelens niet inzichtelijk heeft gemaakt. Uit de besluitvorming blijkt niet dat verweerder hierbij rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van eiser. Ook voor het overige is het besluit onvoldoende gemotiveerd en heeft eiser weldegelijk zijn innerlijke beleving inzichtelijk gemaakt. Eiser voert verder aan dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij niet meer kan vertellen over de situatie van LHBTI in Nederland. Verder stelt eiser dat hij inmiddels een nieuwe relatie heeft en dat verweerder eiser hierover aanvullend moet horen. Eiser heeft in beroep een rapport van LGBT Asylum Support (het rapport) van 7 februari 2022 overgelegd, waarin kritiek wordt geuit op het bestreden besluit. Eiser heeft in beroep verder een e-mail bericht van LGBT Asylum support van 1 september 2021 overgelegd waarin is vermeld dat eiser en zijn partner [B] een verzoek hebben gedaan om in het COA als koppel bij elkaar te kunnen zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Stukken ter onderbouwing van de gestelde seksuele geaardheid van eiser
4. Eiser heeft in beroep stukken overgelegd waaruit volgens hem volgt dat verweerder zijn asielrelaas verkeerd heeft beoordeeld. Waaronder een rapport dat is opgesteld door [A] die ook ter zitting is verschenen. Uit dit rapport volgt volgens eiser dat zijn asielrelaas wel degelijk geloofwaardig had moeten worden geacht.
5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak van 4 augustus 2021 [1] laat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan en moet maken, onverlet dat bepaalde stukken, die wat betreft inhoud niet in strijd komen met de grondrechten en menselijke waardigheid, kunnen dienen als ondersteunend bewijs. Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Verder is in rechtsoverweging 3.4 van deze Afdelingsuitspraak overwogen dat verweerder bij de beoordeling van de door de vreemdeling overgelegde stukken niet kan volstaan met een enkele verwijzing naar de ontoereikende verklaringen van die vreemdeling. Volgens de Afdeling zal verweerder kenbaar moeten motiveren hoe hij rekening heeft gehouden met elk van de aangeleverde stukken. Dit betekent onder meer dat als verweerder, eventueel na een vreemdeling gehoord te hebben, enige waarde toekent aan een stuk, hij in zoverre duidelijk moet maken of hij de uit het stuk blijkende omstandigheden geloofwaardig acht. Aangezien verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, moet hij ook daadwerkelijk en kenbaar motiveren welk gewicht aan de inhoud van die stukken toekomt in het licht van de tegenover hem afgelegde en al dan niet geloofwaardig geachte verklaringen over de gestelde seksuele gerichtheid en eventueel overgelegd ander bewijsmateriaal.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet ter zitting is verschenen en geen
verweerschrift heeft ingediend. Verweerder heeft dan ook geen standpunt ingenomen over het in beroep overgelegde rapport van [A] en over hetgeen ter zitting naar voren is gebracht door [A] . Gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling van
4 augustus 2021 is de rechtbank van oordeel dat de in beroep ingebrachte stukken en de verklaring van [A] moeten worden betrokken bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. Los van de vraag of [A] als deskundige moet worden aangemerkt, stelt de rechtbank vast dat zijn verklaring als een verklaring van een derde kan worden aangemerkt en als ondersteunend bewijs kan dienen. Nu het niet verschijnen van verweerder ter zitting voor zijn rekening en risico komt, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding deze stukken en verklaring niet bij het beroep te betrekken. Verweerder dient dan ook alsnog een standpunt in te nemen over de vraag welke waarde hij aan het rapport hecht en wat dat betekent voor zijn besluit. [2]
7. Het beroep is reeds hierom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden
besluit. De rechtbank acht het niet opportuun om de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden te beoordelen, nu de stukken en verklaring van [A] zien op de geloofwaardigheid van het asielrelaas en verweerder hier een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet maken. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
2.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI: NL:RVS 2022:348.