ECLI:NL:RBDHA:2022:4245
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering na niet voldoen aan verzoek om bankafschriften
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de intrekking van haar bijstandsuitkering. Eiseres ontving een bijstandsuitkering, maar deze werd door verweerder per 1 maart 2020 ingetrokken na een onderzoek naar haar recht op bijstand, dat was gestart naar aanleiding van anonieme meldingen in 2019. Verweerder had eiseres meerdere keren verzocht om bankafschriften van twee bankrekeningen vanaf 2004, maar eiseres voldeed hier niet volledig aan. Verweerder schorste de uitkering en trok deze uiteindelijk in, wat eiseres aanvechtte in beroep.
Tijdens de zitting op 31 maart 2022, waar partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden, werd de zaak behandeld. Eiseres stelde dat zij geen bankafschriften vanaf 2004 kon overleggen, omdat de bank slechts gegevens tot zeven jaar terug kan verstrekken. Daarnaast gaf zij aan dat de kosten voor het opvragen van deze gegevens te hoog waren en dat haar psychische gezondheid haar belemmerde om aan het verzoek te voldoen. Verweerder daarentegen stelde dat eiseres de afschriften had moeten overleggen en dat het verwijtbaar was dat zij dit niet had gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering rechtmatig was. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om de gevraagde bankafschriften te overleggen. De rechtbank concludeerde dat verweerder bevoegd was om de uitkering in te trekken, omdat eiseres verwijtbaar had nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.