ECLI:NL:RBDHA:2022:4245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
SGR 20/5671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering na niet voldoen aan verzoek om bankafschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de intrekking van haar bijstandsuitkering. Eiseres ontving een bijstandsuitkering, maar deze werd door verweerder per 1 maart 2020 ingetrokken na een onderzoek naar haar recht op bijstand, dat was gestart naar aanleiding van anonieme meldingen in 2019. Verweerder had eiseres meerdere keren verzocht om bankafschriften van twee bankrekeningen vanaf 2004, maar eiseres voldeed hier niet volledig aan. Verweerder schorste de uitkering en trok deze uiteindelijk in, wat eiseres aanvechtte in beroep.

Tijdens de zitting op 31 maart 2022, waar partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden, werd de zaak behandeld. Eiseres stelde dat zij geen bankafschriften vanaf 2004 kon overleggen, omdat de bank slechts gegevens tot zeven jaar terug kan verstrekken. Daarnaast gaf zij aan dat de kosten voor het opvragen van deze gegevens te hoog waren en dat haar psychische gezondheid haar belemmerde om aan het verzoek te voldoen. Verweerder daarentegen stelde dat eiseres de afschriften had moeten overleggen en dat het verwijtbaar was dat zij dit niet had gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering rechtmatig was. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om de gevraagde bankafschriften te overleggen. De rechtbank concludeerde dat verweerder bevoegd was om de uitkering in te trekken, omdat eiseres verwijtbaar had nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.W.E. Ros),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Procesverloop

Met het besluit van 7 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres vanaf 1 maart 2020 ingetrokken.
Met het besluit van 21 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering. Verweerder heeft na anonieme meldingen in 2019 het recht van eiseres op bijstand onderzocht. Verweerder heeft meerdere keren bankafschriften van twee bankrekeningnummers vanaf 2004 bij eiseres opgevraagd. Eiseres heeft niet geheel aan dat verzoek voldaan. Verweerder heeft de uitkering daarom eerst opgeschort. Toen vervolgens nog steeds niet (geheel) aan het verzoek van verweerder was voldaan, is de uitkering ingetrokken. In deze procedure wordt beoordeeld of dat mocht.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
2. Eiseres vindt het verzoek van verweerder niet terecht, omdat zij geen afschriften vanaf 2004 kan overleggen. Bij de bank kunnen slechts gegevens tot zeven jaar terug worden opgevraagd. Verder is het opvragen van gegevens te duur voor eiseres, dat kost
€ 4,50 per A4. Tot slot kon eiseres door haar psychische gezondheid niet aan het verzoek van verweerder voldoen.
3. Verweerder vindt dat eiseres de bankafschriften had moeten overleggen. Het is verwijtbaar dat zij dit niet heeft gedaan. Daarom kon de uitkering worden ingetrokken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In deze zaak geeft de rechtbank (alleen) een oordeel over de vraag of de intrekking van de bijstand met ingang van 1 maart 2020 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet (Pw) in stand kan blijven. Het besluit tot opschorting dat daaraan vooraf ging, staat in rechte vast. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de door eiseres aangevoerde argumenten.
5. Bij de beantwoording van de vraag of verweerder na opschorting bevoegd is tot intrekking van bijstand met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw, moet worden beoordeeld of de betrokkene heeft nagelaten binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens te verstrekken. Als dat zo is, moet worden nagegaan of de betrokkene daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken als het gaat om gegevens die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken. Dit is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken. [1]
6. Ter zitting beaamde verweerder dat bankafschriften door een particulier in het algemeen tot zeven jaar terug kunnen worden opgevraagd bij een bank. Voor wat betreft de gevraagde bankafschriften tussen 2004 en 2012 geldt daarom dat eiseres daarover redelijkerwijs niet heeft kunnen beschikken. Dit ontslaat haar echter niet van haar plicht bankafschriften vanaf 2012 over te leggen. Eiseres heeft uiteindelijk slechts afschriften van één bankrekeningnummer vanaf 1 januari 2020 overgelegd en daarmee niet geheel aan het verzoek van verweerder voldaan. Niet in geschil is dat de gevraagde gegevens voor de verlening van de bijstand van belang zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het haar niet is te verwijten dat zij deze bankafschriften niet heeft ingeleverd. Als eiseres voor het verkrijgen van de bankafschriften kosten had moeten maken die zij niet kon betalen, kon zij, zoals door verweerder ter zitting is verklaard, hiervoor bijzondere bijstand aanvragen. Indien nodig kon zij verweerder dan om uitstel vragen voor het inleveren van de bankafschriften. Dat eiseres door haar (psychische) gezondheid niet in staat was om de bankafschriften bij de bank op te vragen, dan wel om aan het verzoek van verweerder te voldoen, is in het geheel niet met (medische) stukken onderbouwd.
7. Omdat eiseres verwijtbaar de hiervoor bedoelde bankafschriften niet heeft ingeleverd, mocht verweerder gebruikmaken van zijn bevoegdheid om de bijstandsuitkering van eiseres in te trekken. Het besluit van verweerder blijft in stand.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

U kunt een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het niet met de uitspraak eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2521.