ECLI:NL:RBDHA:2022:4277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige problemen door homoseksuele geaardheid zoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Russische nationaliteit bezittende man, heeft een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt dat hij bedreigd wordt door zijn familie in Tsjetsjenië vanwege de homoseksuele geaardheid van zijn zoon. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde problemen ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar de problemen die hij stelt te ondervinden door de seksuele geaardheid van zijn zoon zijn niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het lange tijdsverloop tussen de telefonische bedreiging en de asielaanvraag afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat zijn familie in Tsjetsjenië op de hoogte is van de seksuele geaardheid van zijn zoon, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele stelling van eiser over de verwachtingen van een vader in Tsjetsjenië onvoldoende is om een risico op schending van artikel 3 van het EVRM aan te nemen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op een ingediende zienswijze, maar heeft dit gebrek gepasseerd omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de proceskosten van eiser toegewezen aan de staatssecretaris. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 mei 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.