ECLI:NL:RBDHA:2022:4304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/1984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel

Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit, genomen op 29 oktober 2020, en het bestreden besluit, genomen op 11 maart 2021, ondeugdelijk gemotiveerd waren. De staatssecretaris had aanvankelijk betoogd dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestond tussen eiser en referente, omdat het huwelijk was gesloten bij een Ahmadi-instantie in Pakistan, wat volgens de staatssecretaris niet erkend werd. Echter, ter zitting trok de staatssecretaris dit standpunt in en erkende het huwelijk. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat er sprake was van een schijnhuwelijk. Eiser had ter zitting ook aangegeven dat er inmiddels een kindje was geboren en dat de huwelijksakte authentiek was bevonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.518,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1984
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2022 in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een mvv [1] in het kader van nareis asiel, afgewezen.
Bij besluit van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Referente is verschenen, bijgestaan door een tolk.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor de mvv afgewezen en deze afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referente niet aannemelijk is gemaakt. Verweerder heeft zich hierbij primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiser en referente, omdat het huwelijk bij een Ahmadi-instantie in Pakistan is gesloten en deze huwelijken naar Pakistaans recht niet worden erkend. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij dit primaire standpunt niet langer handhaaft. Het huwelijk tussen eiser en referente wordt nu wel erkend. Verweerder heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat hoewel referente en eiser wel rechtsgeldig zijn gehuwd, er sprake is van een schijnhuwelijk nu geen feitelijk gezinsleven bestond op het moment dat referente Nederland inreisde. Volgens verweerder hebben eiser en referente tegenstrijdige en vreemde verklaringen afgelegd over hun relatie. Er is daarom alsnog geen sprake van een familierechtelijke relatie.
3. Eiser is in beroep onder meer ingegaan op de gestelde tegenstrijdige verklaringen. Verder heeft eiser ter zitting aangevoerd dat nu verweerder pas in deze laatste fase van de procedure een ander standpunt inneemt, waarbij niet voorafgaand is gehoord, het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Eiser heeft ter zitting ook aangegeven dat er intussen een kindje is geboren en de huwelijksakte authentiek is bevonden.
4. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. Dit heeft verweerder ter zitting ook erkend. Op zitting heeft verweerder aangegeven dat zij thans een andere afwijzingsgrond hanteren dan in het bestreden besluit. Het huwelijk tussen eiser en referent wordt nu wel erkend. Dit betekent dat verweerder dit huwelijk nu tot uitgangspunt moet nemen. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten. Als verweerder meent dat er sprake is van een schijnhuwelijk omdat er feitelijk geen gezinsleven was/is, zal hij dit moeten motiveren met inachtneming van dit nieuwe uitgangspunt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser en referente zorgvuldigheidshalve opnieuw moet horen omtrent hun relatie indien verweerder de afwijzing van de gevraagde vergunning in stand wil laten. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat eiser en referente intussen een kindje hebben gekregen en dat er een authentieke huwelijksakte is overgelegd.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Dit leidt tot een bedrag van € 1.518,-.

Beslissing

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2022 door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.