Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit, genomen op 29 oktober 2020, en het bestreden besluit, genomen op 11 maart 2021, ondeugdelijk gemotiveerd waren. De staatssecretaris had aanvankelijk betoogd dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestond tussen eiser en referente, omdat het huwelijk was gesloten bij een Ahmadi-instantie in Pakistan, wat volgens de staatssecretaris niet erkend werd. Echter, ter zitting trok de staatssecretaris dit standpunt in en erkende het huwelijk. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat er sprake was van een schijnhuwelijk. Eiser had ter zitting ook aangegeven dat er inmiddels een kindje was geboren en dat de huwelijksakte authentiek was bevonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.518,- toegewezen.