ECLI:NL:RBDHA:2022:4496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening huurtoeslag op basis van nieuw feit inzake inkomen uit sparen en beleggen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar huurtoeslag voor het jaar 2017, die door verweerder was vastgesteld op nihil. De herziening was gebaseerd op een melding uit de Basisregistratie Inkomen (BRI) dat eiseres in 2017 voordeel uit sparen en beleggen had genoten. Eiseres betwistte dat verweerder beschikte over een nieuw feit, zoals vereist onder artikel 21, eerste lid, letter a, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Zij stelde dat verweerder al op 7 september 2018 op de hoogte was van haar vermogen, en overhandigde een document met vooraf ingevulde gegevens.
De rechtbank oordeelde dat niet in geschil was dat eiseres in 2017 een vermogen had van € 25.829 en dat zij daardoor geen recht had op huurtoeslag. Eiseres had pas op 10 februari 2021 haar aangifte inkomstenbelasting voor 2017 gedaan, wat leidde tot een aanslag op 16 maart 2021. De rechtbank concludeerde dat verweerder pas in 2021 op de hoogte was van het inkomen uit sparen en beleggen van eiseres, en dat dit inderdaad een nieuw feit vormde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat de kennis van de inspecteur inkomstenbelasting niet aan verweerder kon worden toegerekend, aangezien het om verschillende bestuursorganen ging.
De uitspraak werd gedaan door mr. G.J. Ebbeling, met mr. H.J. Habetian als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.