ECLI:NL:RBDHA:2022:4512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
20/6390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verbreding in-/uitrit en beoordeling van beroepsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022, zaaknummer SGR 20/6390, is het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg om een omgevingsvergunning te verlenen voor de verbreding van zijn in-/uitrit naar vijf meter aan de orde. Eiser had zijn aanvraag voor de vergunning op 29 november 2019 ingediend, maar deze was afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 2 september 2020, na advies van de commissie voor de bezwaarschriften. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 behandeld, waarbij partijen geen behoefte hadden aan nader onderzoek ter zitting.

De rechtbank oordeelt dat de huidige breedte van de in-/uitrit, die 3,50 meter is, het uitgangspunt vormt, omdat eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de versmalling tijdens de herinrichting in 2016. De weigering van de omgevingsvergunning is gemotiveerd door het college, dat stelde dat de verbreding ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats of openbaar groen. De rechtbank concludeert dat de belangen van het behoud van deze openbare voorzieningen zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij de verbreding van zijn in-/uitrit.

Eiser doet ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat andere in-/uitritten in de straat wel zijn verbreed. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van gelijke gevallen, aangezien de andere huizen geschakelde in-/uitritten hebben die niet zijn verbreed. Daarnaast wordt het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de toezegging van het college niet kan worden geïnterpreteerd als een belofte voor een verbreding tot vijf meter.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de omgevingsvergunning rechtmatig is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6390

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Frijlink).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder een omgevingsvergunning te verlenen voor het verbreden van de in-/uitrit voor zijn woning naar vijf meter.
1.2.
Verweerder heeft eisers aanvraag met het besluit van 29 november 2019 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 september 2020 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hij heeft daarbij het advies van de commissie voor de bezwaarschriften gevolgd.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep van eiser gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in staat te stellen bij Stadsbeheer na te vragen of de huidige in-/uitrit verbreed kan worden naar 4,40 meter. Verweerder heeft de rechtbank hierna medegedeeld dat de in-/uitrit verbreed kan worden tot 4,50 meter. Eiser heeft dit voorstel verworpen, omdat de schuine inritblokken aan weerszijden van de in-/uitrit volgens eiser niet berijdbaar zijn, waardoor slechts een breedte van 4,15 meter resteert. Dat vindt eiser onvoldoende. Na nog een extra overlegronde is het partijen niet gelukt om tot overeenstemming te komen.
1.6.
Partijen hebben medegedeeld geen behoefte te hebben aan een nader onderzoek ter zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Standpunten van partijen

2.1.
Volgens eiser was de in-/uitrit 26 jaar lang vijf meter breed, maar is deze tijdens de herinrichting in 2016 versmald tot 3,15 meter. Eiser wil dat verweerder de in/uitrit terugbrengt naar de oorspronkelijke breedte.
2.2.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd, omdat verbreden van de in/uitrit naar vijf meter ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats of openbaar groen. Uit oude luchtfoto’s blijkt dat de in-/uitrit in de oude situatie wel iets breder was, maar niet vijf meter.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Huidige breedte is uitgangspunt
5.1.
Eiser heeft tegen de (vergunning voor de) versmalling van zijn in-/uitrit tijdens de herinrichting in 2016 geen rechtsmiddelen aangewend, zodat de rechtbank dient uit te gaan van de huidige situatie. De rechtbank komt dus niet toe aan eisers betoog dat verweerder de in-/uitrit toen niet had mogen versmallen. De rechtbank dient in deze procedure te beoordelen of verweerder de omgevingsvergunning voor het verbreden van de in-/uitrit mocht weigeren.
5.2
De huidige in-/uitrit is inclusief de schuine inritblokken aan weerszijden 3,50 meter breed. Daarvan is 3,15 meter berijdbaar. Deze breedte staat tussen partijen niet ter discussie.
Is er een grondslag om de omgevingsvergunning te weigeren?
6.1.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd, omdat dit ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats of openbaar groen. Uit de nadere beoordeling door Stadsbeheer blijkt dat de in-/uitrit aan de linkerzijde kan worden verbreed tot maximaal 4,50 meter. Verdere verbreding zou aan de rechterzijde plaats moeten vinden, maar daar staat een boom. Het verplaatsen van die boom zou ten koste gaan van de openbare parkeerstrook aan de andere zijde van de boom. Deze parkeerstrook is met de herinrichting verbreed tot elf meter, zodat daar twee auto’s kunnen parkeren. Gelet op de minimum maatvoering in het parkeerbeleid, is het niet mogelijk om de parkeervakken kleiner uit te voeren.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat een verbreding van de in-/uitrit tot vijf meter ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats of openbaar groen.
6.3.
Ook als eiser zijn tweede auto na verbreding van de in-/uitrit op zijn eigen erf (en niet op de openbare parkeerplaats) parkeert, gaat er toch een openbare parkeerplaats verloren. De parkeerruimte op eigen terrein kan namelijk uitsluitend eiser gebruiken en is geen openbare parkeerplaats.
6.4.
Eiser heeft er verder op gewezen dat vóór de herinrichting op de (kortere) openbare parkeerstrook ook twee auto’s geparkeerd konden worden. Eiser heeft tegen de omgevingsvergunning voor die herinrichting echter geen beroep ingesteld, zodat deze onherroepelijk is en verweerder van de nieuwe situatie (een parkeerstrook van 11 meter, conform het parkeerbeleid) diende uit te gaan. Anders dan eiser stelt, is in paragraaf 3.3 van de ontwerpnotitie De Rietvink overigens niet vermeld dat de maatvoering van deze parkeervakken onveranderd zou blijven ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Uit deze tekst en uit de titel van hoofdstuk 3 (“Aanpassingen op basis van het VO” is op te maken dat de maatvoering van de parkeervakken onveranderd blijft ten opzichte van het VO (voorontwerp), niet ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.
6.5.
Verweerder heeft in redelijkheid mogen overwegen dat de nadelige gevolgen voor eiser vanwege het niet verbreden van zijn in-/uitrit niet onevenredig zijn in verhouding tot de belangen bij het behoud van een openbare parkeerplaats en openbaar groen.
6.6.
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Kan eiser een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel?
7.1.
Eiser wijst erop dat de in-/uitrit voor andere huizen in de straat (huisnummers 61 en 63), in afwijking van de ontwerpnotitie De Rietvink, wèl is verbreed tot 5,50 meter.
Hiermee doet eiser in feite een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Van gelijke gevallen is echter geen sprake, nu deze huizen geschakelde in-/uitritten hebben van in totaal 11 meter breed, die niet zijn verbreed. Ook in de situatie vóór de herinrichting waren zij 11 meter breed. Er is dus geen sprake van een situatie waarin (ook) een openbare parkeerplaats en/of openbaar groen verloren is gegaan.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Kan eiser een beroep doen op het vertrouwensbeginsel?
8.1.
Eiser betoogt dat verweerder in een e-mail van 30 november 2019 heeft toegezegd dat een vergunning verleend kan worden voor “een inritbreedte zoals deze voorheen aanwezig was”. In deze e-mail, gericht aan eiser, schrijft een senior medewerker van het klantcontactcentrum van de gemeente Leidschendam-Voorburg het volgende: “Ik krijg net door dat na heroverweging van jouw aanvraag, brief en bestudering geschiedenis de afdeling Stadsbeheer heeft ingestemd met een inritbreedte zoals deze voorheen aanwezig was. Als u daarmee instemt kan ik de vergunning begin volgende week opstellen”.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze uitlating inderdaad een toezegging die aan verweerder kan worden toegerekend. De toezegging ziet echter op een omgevingsvergunning voor een verbreding tot de breedte zoals deze voorheen aanwezig was. Tussen partijen staat niet ter discussie dat hiermee is bedoeld de situatie vóór de herinrichting. Tijdens de zitting is gebleken dat tussen partijen ook niet ter discussie staat dat de breedte van de in-/uitrit toen 4,40 meter was. Anders dan eiser veronderstelt, kan in de e-mail dus geen toezegging worden gelezen voor een verbreding tot 5 meter, zoals hij heeft aangevraagd. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van gewekt vertrouwen op basis waarvan verweerder een verbreding van de in-/uitrit tot 5 meter had moeten vergunnen.
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de omgevingsvergunning heeft mogen weigeren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak relevante wettelijke regels

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te
veranderen,
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.18
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg
Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder vergunning (…) een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
4. In afwijking van artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd in het belang van:
a. de bruikbaarheid van de weg;
b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; (…)
d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
Toelichting Apv Leidschendam-Voorburg
Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg
Algemeen
De belangen die het college hierbij kan afwegen zijn vooral en in de eerste plaats gevaar of hinder voor het wegverkeer ter plaatse. Daarnaast kan worden gedacht aan het verlies van een bestaande openbare parkeerplaats (…) of de bescherming van openbare groenvoorzieningen.
Artikel 2:12 beoogt de aanleg van uitwegen zoveel mogelijk vrij te laten, maar te voorkomen dat (…) een uitrit op onaanvaardbare manier ten koste gaat van openbaar groen, en desgewenst ook dat een uitweg feitelijk opheffing betekent van soms (zeer) schaarse parkeerruimte.