ECLI:NL:RBDHA:2022:4540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
SGR 20/4805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag scootmobiel op grond van de Wmo 2015 na zorgvuldig onderzoek door de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag had ingediend voor een scootmobiel op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en het college van burgemeester en wethouders van Delft, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres ervaart beperkingen in haar lichamelijke en psychische belastbaarheid door chronische pijnklachten en psychosociale problematiek. Na een huisbezoek en medisch advies van Argonaut concludeerde de adviserend arts dat eiseres in staat was om te fietsen en dat er geen medische noodzaak voor een scootmobiel was vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college handhaafde het besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de medische adviezen zorgvuldig waren en de gemeente voldoende informatie had verzameld om tot een beslissing te komen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om de resultaten van een behandeling af te wachten voordat een besluit werd genomen. Eiseres kan in de toekomst een nieuwe aanvraag indienen, waarbij rekening gehouden moet worden met haar actuele medische situatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: J.A. Pieter en B. te Vrede).

Procesverloop

In het besluit van 22 mei 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 3 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft via een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen. Zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde B. te Vrede.

Overwegingen

1.1.
Eiseres ervaart beperkingen in haar lichamelijke en psychische belastbaarheid vanwege chronische pijnklachten en psychosociale problematiek. Op 12 november 2018 heeft zij zich bij verweerder gemeld voor ondersteuning op grond van de Wmo 2015. Tijdens het huisbezoek naar aanleiding van de melding heeft eiseres onder meer verzocht om een scootmobiel. Vervolgens heeft eiseres een aanvraag ingediend voor ondersteuning.
1.2.
Ter beoordeling van de aanvraag heeft verweerder Argonaut gevraagd om een medisch advies. In het medisch advies van 17 april 2019 concludeert de adviserend arts dat eiseres vanwege een aandoening in haar voeten beperkt kan staan en dat zij kan lopen tot 500 meter. Volgens de adviserend arts is niet gebleken dat eiseres geen gebruik kan maken van een tweewielfiets en het openbaar vervoer. Daarnaast is het de verwachting dat een scootmobiel op de lange termijn een anti-revaliderende werking kan hebben.
1.3.
Onder verwijzing naar het advies van 17 april 2019 heeft verweerder het primaire besluit genomen. Naar aanleiding van de medische informatie die eiseres in bezwaar heeft overgelegd, heeft verweerder Argonaut om een aanvullend medisch advies gevraagd. In het medisch advies van 14 april 2020 wordt de loopafstand van eiseres geschat op 200 tot 300 meter. Omdat uit de medische informatie geen verandering van de medische situatie blijkt sinds de eerdere beoordeling, is ook nu niet gebleken dat eiseres niet in staat kan worden geacht om te fietsen. Een medische noodzaak voor een scootmobiel kan volgens verweerder niet worden vastgesteld.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag onder verwijzing naar het advies van de adviescommissie voor bezwaarschriften gehandhaafd. Verweerder overweegt daartoe dat uit de medische adviezen volgt dat eiseres in staat wordt geacht om gebruik te maken van een tweewielfiets. Er zijn volgens verweerder geen redenen om aan de juistheid of volledigheid van de medische adviezen te twijfelen. Eiseres heeft ook geen tegenadvies overgelegd. Aan eiseres is een voorziening in de vorm van collectief vervoer toegekend, zodat zij voldoende in haar vervoersbehoefte wordt gecompenseerd.
3. Eiseres voert kort gezegd aan dat onvoldoende is gebleken dat verweerder acht heeft geslagen op haar specifieke persoonskenmerken en of de voorziening naar haar aard is afgestemd op haar kenmerken. De rapporten van Argonaut houden geen rekening met de laatste stand van zaken van de medische situatie van eiseres. In juni/juli 2020 is haar behandeling officieel afgerond. Er zijn geen andere behandelingen om de pijnklachten te verminderen. Verweerder had de medische trajecten moeten afwachten voordat hij een besluit nam. Het onderzoek van Argonaut is onzorgvuldig. Het gesprek was te kort en er is onvoldoende rekening gehouden met de specifieke medische beperkingen. Ten onrechte wordt geconcludeerd dat een fiets in het geval van eiseres een oplossing zou moeten bieden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De door de bestuursrechter te beoordelen periode in geval van een aanvraag als hier aan de orde bestrijkt de periode vanaf de datum van de aanvraag tot de datum van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de te beoordelen periode in dit geval loopt van 20 december 2018 tot en met 3 juni 2020.
4.2.
Uit artikel 3:2 van de Awb, in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015, vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en de af te wegen belangen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn rechtspraak uiteengezet op welke manier een dergelijk onderzoek naar maatschappelijke ondersteuning moet plaatsvinden. [1] Uit deze rechtspraak blijkt onder meer dat:
- het college moet vaststellen wat de hulpvraag is;
- het college moet vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;
- wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is;
- het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, moet het college een maatwerkvoorziening verlenen;
- voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist een specifiek deskundig oordeel en advies niet zal kunnen ontbreken.
4.3.
Ter uitvoering van zijn onderzoeksplicht heeft verweerder Argonaut tweemaal verzocht om een medisch advies. Ten behoeve van het advies van 17 april 2019 heeft de adviserend arts een huisbezoek afgelegd, een lichamelijk en een oriënterend psychisch onderzoek verricht en medische informatie ingewonnen bij de huisarts van eiseres. Ten behoeve van het advies van 14 april 2020 heeft de adviserend arts dossieronderzoek verricht, spreekuurcontact gehad, lichamelijk onderzoek verricht, van de aangeleverde stukken kennisgenomen, medische informatie ingewonnen bij de reumatoloog en intercollegiaal overleg gepleegd met de adviserend arts die het advies van 17 april 2019 heeft opgesteld. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de adviserend artsen. Anders dan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat de door verweerder ingeschakelde adviserend artsen niet noodzakelijkerwijs ook deskundig hoeven te zijn op bepaalde specialismes om een medisch advies over de noodzaak van de gevraagde voorziening te kunnen opstellen. Wat de adviserend artsen moeten doen is aan de hand van de verkregen informatie de klachten van eiseres vertalen in termen van de Wmo 2015 en bepalen wat eiseres nog kan en wat niet. Dit hebben zij gedaan. De adviezen zijn concludent en niet is gebleken dat deze onjuiste feiten bevatten over hoe de medische situatie van eiseres was ten tijde van het uitbrengen daarvan. De adviserend artsen hebben voldoende toegelicht hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen en zij zijn daarbij ingegaan op de door eiseres ondervonden klachten. In de medische informatie die eiseres in geding heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling. De adviezen voldoen dan ook aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid. Het betoog van eiseres dat verweerder niet van deze adviezen mocht uitgaan omdat deze onzorgvuldig zijn, slaagt dan ook niet.
4.4.
Gelet op de medische adviezen heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een scootmobiel op grond van de Wmo 2015 terecht afgewezen.
4.5.
Dat de medische situatie van eiseres inmiddels is gewijzigd, in die zin dat haar pijnklachten als chronisch zijn beoordeeld en behandeling daarvoor niet meer mogelijk is, leidt niet tot een ander oordeel. Dit betreft namelijk een wijziging van de medische situatie van eiseres die zich na het bestreden besluit en daarmee buiten de te beoordelen periode heeft voorgedaan. Ten tijde van de bestreden besluitvorming en de daaraan ten grondslag liggende adviezen werd eiseres nog behandeld en was verbetering van de klachten niet uitgesloten. Verweerder kon bij het bestreden besluit dan ook van die situatie uitgaan. Verweerder was niet gehouden om de resultaten van de behandeling af te wachten voordat hij een besluit op de aanvraag of het bezwaar nam. Overigens is ook niet gebleken van een verzoek van eiseres daartoe.
4.6.
De rechtbank heeft begrip voor de wens van eiseres om over een scootmobiel te beschikken en zo in haar vervoersbehoefte te voorzien. Verweerder is echter alleen verplicht om een scootmbiel te verstrekken indien dit noodzakelijk is. Uit het voorgaande volgt dat ten tijde van het bestreden besluit van deze noodzaak niet is gebleken. Het staat eiseres vrij om een nieuwe aanvraag voor een scootmobiel in te dienen. Indien eiseres dit doet, zal verweerder rekening moeten houden met de actuele medische situatie van eiseres.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.