ECLI:NL:RBDHA:2022:4542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
C/09/595977 / HA ZA 20-671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale erkenning en tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen van Amerikaanse rechtbank

In deze zaak vordert de vrouw erkenning en tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen van een Amerikaanse rechtbank. De partijen, die in Oregon, VS, zijn getrouwd zonder huwelijkse voorwaarden, wonen sinds 1992 gescheiden. De vrouw stelt dat de man geen uitvoering heeft gegeven aan de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank, die onder andere partneralimentatie en juridische kosten toekenden. De rechtbank onderzoekt of zij rechtsmacht heeft en of de beslissingen onder het Haags Alimentatieverdrag vallen. De vrouw heeft niet alle vereiste stukken ingediend, waardoor de rechtbank niet kan toekennen aan de vorderingen. De rechtbank verwijst de vorderingen naar de verzoekschriftprocedure, waarbij de vrouw moet kiezen tussen een exequaturprocedure of een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De rechtbank wijst ook enkele vorderingen af, waaronder die met betrekking tot zorgverzekering en informatievoorziening, omdat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op deze vorderingen. De beslissing over proceskosten wordt overgelaten aan de voorzieningenrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/595977 / HA ZA 20-671
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
[eiseres], voorheen
[naam], te [plaats 1],
eiseres,
advocaat mr. M.E.C. Lok en mr. A.H.M. Noordam te Den Haag,
tegen
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. A.J.W. van Elk te Amsterdam.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juli 2020;
  • de akte houdende overlegging producties tevens akte vermindering van eis;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 1 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 februari 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen. Dat is niet gelukt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De inleiding

2.1.
Partijen zijn op [huw.dd.] met elkaar getrouwd in [plaats 3], Oregon, Verenigde Staten van Amerika, zonder het maken van huwelijkse voorwaarden. Aansluitend aan hun huwelijk hebben zij zich in Nederland gevestigd. Zij zijn in Nederland blijven wonen tot zij in juni 1981 verhuisd zijn naar de Verenigde Staten van Amerika.
2.2.
Partijen wonen sinds 1992 gescheiden van elkaar.
2.3.
Volgens de man is de vrouw in 1998 de echtscheidingsprocedure gestart in Washington DC. Volgens de vrouw heeft de man op 8 maart 1999 de echtscheiding aangevraagd bij de
Circuit Court of Madison County, State of Virginia(hierna: de Amerikaanse rechtbank). In de periode van 6 juli 1999 tot en met 10 juni 2020 heeft de Amerikaanse rechtbank in het kader van de echtscheiding ruim twintig beslissingen gewezen tussen partijen (hierna: de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank).
2.4.
In de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank is onder meer jaarlijks aan de vrouw een voorlopige partneralimentatie toegekend: deze is vastgesteld op een bedrag van $ 5.000 per maand vanaf 1 juli 1999 en op een bedrag van $ 7.500 per maand vanaf 4 februari 2009. Ook is een vergoeding toegekend voor juridische bijstand van over de jaren in totaal $ 64.475. Verder moet de man de vrouw voorzien van een zorgverzekering en de premies daarvan voldoen. Tot slot is de man veroordeeld om de vrouw van informatie te voorzien om tot een verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen te kunnen komen.
2.5.
De echtscheidingsprocedure in de Verenigde Staten van Amerika is nog altijd aanhangig. De man en de vrouw zijn dus nog steeds met elkaar getrouwd.
2.6.
De vrouw stelt dat de man geen uitvoering heeft gegeven aan de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank. De man is het hier niet mee eens en betoogt dat de vrouw de haar toegekende bedragen al heeft gekregen, omdat zij een pensioenuitkering ontving van $ 75.000 per jaar. De vrouw heeft namelijk de
spousal supportvonnissen in de staat New York ten uitvoer gelegd, door daar een deurwaarder beslag te laten leggen op uitkeringen van de man uit een aan hem door een voormalige werkgever toegekende
annuity,de
William Penn Annuitygeheten (hierna: de
Annuity). Het maandelijkse bedrag is sinds eind 1998/begin 1999 aan de vrouw uitgekeerd. Tot 2009 bedroeg de
spousal support$ 60.000 per jaar en daarna $ 90.000 per jaar, zodat hiermee de vorderingen uit de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank zijn voldaan. De betalingen uit de
Annuityeindigen in 2022, aldus nog steeds de man. Volgens de vrouw zien de uitkeringen uit de
Annuityop vermogensverdeling en niet op
spousal support.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert samengevat, na vermindering van eis, bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad:
( i) toekenning van gezag aan de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank;
(ii)/(iii) de veroordeling van de man tot betaling van $1.607.500,00, uit hoofde van partneralimentatie, vermeerderd met de door de Amerikaanse rechtbank vastgestelde rente, overeenkomstig de beslissingen van Amerikaanse rechtbank;
(iv)/(v) de veroordeling van de man tot betaling van $ 62.725,00, uit hoofde van de toegekende vergoeding voor kosten, vermeerderd met de door de Amerikaanse rechtbank vastgestelde rente, overeenkomstig de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank;
(vi) de veroordeling van de man een zorgverzekering te verzorgen voor de vrouw en de
betalingsverplichtingen (premies) daarvan te voldoen;
(vii) de vaststelling dat de man de vrouw vanaf 1999 had moeten voorzien van een
zorgverzekering en betaling van de zorgpremies, dat de man niet aan deze verplichting heeft voldaan en dat hij aansprakelijk is voor de hierdoor geleden en nog te lijden schade;
(viii) het gebod aan de man – overeenkomstig het vonnis van de Amerikaanse rechter van 6 juli 1999 en de daarop volgende uitspraken waarin de man wordt veroordeeld tot het verschaffen van inzage in zijn vermogensbestanddelen, en/of op grond van Nederlands recht – om binnen vier weken na betekening van het vonnis aan de vrouw een opgave te verschaffen van al zijn vermogensbestanddelen;
(ix) het gebod aan de man om de onder (viii) genoemde opgave binnen vier weken na
betekening van het vonnis te voorzien van een goedkeurende verklaring van
een door de vrouw aan te wijzen Nederlandse registeraccountant, met veroordeling van de man in de kosten van de deze accountant;
( x) de bepaling dat aan de man een dwangsom wordt opgelegd voor iedere keer dat hij nalaat tijdig en/of volledig te voldoen aan het gevorderde onder (vi), (viii) en/of (ix);
(xi) met veroordeling van de man in de volledige en werkelijk proceskosten, althans de
kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw vordert in deze procedure aldus onder meer gezag (erkenning en tenuitvoerlegging) toe te kennen aan de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank (vordering i), zodat zij deze beslissingen in Nederland ten uitvoer kan leggen. Als de beslissingen niet worden erkend, verzoekt de vrouw een nieuwe inhoudelijke behandeling en vordert zij onder meer de man (opnieuw) te veroordelen tot betaling van partneralimentatie ter hoogte van $ 2.922.605,70 (inclusief rente tot en met 1 juli 2020), te vermeerderen met rente (vorderingen ii en iii).
3.3.
De man voert verweer. Op de stellingen van partijen over en weer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht

4.1.
Er is sprake van een internationaal geschil. Daarom moet de rechtbank ambtshalve onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de vorderingen van de vrouw kennis te nemen. De verdragen die hierna aan de orde komen geven geen regels over
de rechtsmacht. Aangezien de man in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rechtsmacht.
Verdragen
4.2.
Nederland (als lidstaat van de Europese Unie) en de Verenigde Staten zijn beide partij bij het Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden, ’s-Gravenhage, 23 november 2007 (hierna: het Haags Alimentatieverdrag). De beslissingen waarvan de vrouw erkenning en tenuitvoerlegging vordert, vallen onder het materiële toepassingsgebied zoals is bepaald in artikel 2 lid 1 onder c van het Haags Alimentatieverdrag. Voor Nederland is het Haags Alimentatieverdrag op 1 augustus 2014 in werking getreden, voor de Verenigde Staten op 1 januari 2017. Het Haags Alimentatieverdrag is dus van toepassing op de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank die vanaf 1 januari 2017 zijn gewezen.
4.3.
Op de vordering met betrekking tot de (voorlopige) partneralimentatie die verschuldigd is geworden vóór 1 januari 2017 is de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten inzake de geldendmaking van verplichtingen tot levensonderhoud, Washington, 30 mei 2001 (hierna: Verdrag NL-VS Levensonderhoud) van toepassing. Dit verdrag is voor Nederland en de Verenigde Staten op 1 mei 2002 in werking getreden. Door deze inwerkingtreding is het Verdrag NL-VS Levensonderhoud op grond van artikel X ervan (Inwerkingtreding) ook van toepassing op een beslissing over levensonderhoud die voor 1 mei 2002 al is gegeven. Artikel X bepaalt namelijk dat het Verdrag van toepassing is op een eventueel reeds gegeven beslissing over levensonderhoud alsmede op levensonderhoud dat op grond van een zodanige beslissing verschuldigd is, ongeacht het tijdstip waarop die beslissing is gegeven. Het verdrag NL-VS Levensonderhoud verwijst verder in artikel VII voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud afkomstig uit de Verenigde Staten naar het Verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van 1973 (Het Haags Alimentatie-executieverdrag 1973).
4.4.
Het voorgaande betekent dat vordering (i) van de vrouw deels wordt bestreken door het Haags Alimentatieverdrag en deels door het Verdrag NL-VS Levensonderhoud. Op grond van voormelde verdragen zijn de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank in Nederland uitvoerbaar. Tijdens de zitting heeft de vrouw verklaard dat het bij het uitbrengen van de dagvaarding nog niet duidelijk was of verdragen van toepassing waren. Daarom heeft de vrouw op grond van artikel 431 lid 2 Rv een ‘verkapte exequaturprocedure’ aanhangig gemaakt, waarbij moet worden beoordeeld of de uitspraken van de Amerikaanse rechtbank voor erkenning vatbaar zijn. De vrouw heeft tijdens de zitting erkend dat artikel 431 Rv toepassing mist, omdat de executieverdragen van toepassing zijn. De vrouw heeft haar eis, of de grondslag daarvan, vervolgens niet gewijzigd.
Wijze van voortzetting van de procedure (vorderingen i t/m iii)
4.5.
De vrouw heeft tijdens de zitting betoogd dat de procedure moet worden voortgezet als een verzoekschriftprocedure en dat de rechtbank dit kan doen, zonder dat de vrouw daarvoor een nieuwe procedure hoeft te starten. De man betwist dat de rechtbank deze procedure kan voortzetten als verzoekschriftprocedure.
4.6.
De Uitvoeringswet Internationale Inning Levensonderhoud (Stb 2011, 460; hierna: de Uitvoeringswet) geeft regels met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van, voor zover hier van belang, het Haags Alimentatieverdrag. In artikel 5 lid 1 van de Uitvoeringswet is bepaald dat verzoeken die betrekking hebben op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van het Haags Alimentatieverdrag worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank en dat de artikelen 985 tot en met 990 Rv niet van toepassing zijn. In artikel 5 lid 2 van de Uitvoeringswet is bepaald dat onder meer bevoegd is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de persoon jegens wie de erkenning en tenuitvoerlegging wordt gevraagd gewone verblijfplaats heeft, in dit geval de rechtbank Den Haag. Artikel 11 Haags Alimentatieverdrag bepaalt de inhoud van het verzoekschrift en artikel 25 Haags Alimentatieverdrag bepaalt welke stukken bij het verzoek moeten worden ingediend.
4.7.
De Uitvoeringswet is niet van toepassing indien verlof tot tenuitvoerlegging wordt verzocht op grond van het Verdrag NL-VS Levensonderhoud. Op een dergelijk verzoek tot verlof is de regeling van de artikelen 985 tot en met 990 Rv van toepassing. Daarin is bepaald dat wanneer een beslissing, gegeven door een rechter van een vreemde staat, in Nederland uitvoerbaar is krachtens een verdrag, zij niet ten uitvoer wordt gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. Tot de kennisneming van het verzoek tot verlening van het verlof is onder meer bevoegd de rechtbank van het arrondissement waar de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft, in dit geval dus eveneens de rechtbank Den Haag.
4.8.
Gelet op het voorgaande hadden de vorderingen van de vrouw, voor zover die zien op de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank, bij verzoekschrift ingeleid moeten worden. De vrouw moet immers op grond van de Uitvoeringswet (voor de uitspraken gewezen vanaf 1 januari 2017) en artikel 985 Rv (voor de uitspraken gewezen vóór 1 januari 2017) rechterlijk verlof tot tenuitvoerlegging van de uitspraken van de Amerikaanse rechtbank verzoeken.
4.9.
Op grond van artikel 25 Haags Alimentatieverdrag moeten bij een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging in ieder geval de volgende stukken worden ingediend: de volledige tekst van de beslissing, een stuk waarin wordt verklaard dat de beslissing uitvoerbaar is in de staat van herkomst en, indien de verweerder niet was verschenen en niet was vertegenwoordigd in de procedure in de staat van herkomst, een stuk of stukken, naar gelang het geval, waarin wordt bevestigd dat de verweerder naar behoren in kennis is gesteld van de procedure en in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord of dat de verweerder naar behoren in kennis is gesteld van de beslissing en in de gelegenheid is gesteld bezwaar of beroep aan te tekenen op feitelijke of rechtsgronden.
4.10.
Artikel 986 Rv bepaalt dat het verlof tot tenuitvoerlegging wordt gevraagd bij verzoekschrift, onder overlegging van de stukken genoemd in artikel 986 lid 2 Rv, te weten: een authentiek afschrift van de beslissing, benevens de stukken, waardoor kan worden vastgesteld dat zij uitvoerbaar is in het land, waar zij is gewezen.
4.11.
De vrouw heeft niet alle, op grond van artikel 25 Haags Alimentatieverdrag en artikel 986 lid 2 Rv, vereiste stukken in het geding gebracht. De rechtbank kan ook daarom in deze procedure geen gezag (erkenning en tenuitvoerlegging) toekennen aan de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank, zoals door de vrouw is gevorderd
.
4.12.
Voor het geval de beslissingen niet kunnen worden erkend, verzoekt de vrouw een nieuwe inhoudelijke behandeling van haar vorderingen tot het betalen van partneralimentatie. Ook deze vorderingen moeten in de vorm van een verzoekschrift ingeleid worden. Immers, een verzoek tot vaststelling van (voorlopige) partneralimentatie en echtscheiding met nevenvoorzieningen moet bij verzoekschrift worden ingeleid en wordt beoordeeld door team familie.
4.13.
Het voorgaande brengt mee dat de zaak voor wat betreft vorderingen i, ii en iii op grond van het bepaalde in artikel 69 Rv moet worden doorgeleid naar de verzoekschriftprocedure. De vrouw zal moeten kiezen of zij een exequaturprocedure wenst (vordering i), of dat zij een verzoek tot vaststelling van voorlopige partneralimentatie en echtscheiding met nevenvoorzieningen wenst in te dienen (vorderingen ii en iii).
4.14.
Omdat de vorderingen van de vrouw zijn gebaseerd op artikel 431 lid 2 Rv, zal de rechtbank de vrouw bevelen over te gaan tot verbetering van het inleidende processtuk. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen hun stellingen zo nodig aan te passen op de voor de verzoekschriftprocedure toepasselijke procesregels.
Toegekende kostenvergoeding (vorderingen iv en v)
4.15.
De vrouw vordert (iv) de veroordeling van de man tot betaling van een bedrag van $ 62.725 uit hoofde van de toegekende vergoeding voor kosten, zoals is besloten door de rechter van de
Circuit Court of Madison County, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag en (v) de veroordeling van de man kort gezegd tot betaling van samengestelde rente over voormeld bedrag, zijnde $ 87.883,67 tot en met 1 juli 2020, te vermeerderen met rente.
4.16.
Nu deze vorderingen zien op tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank, is de rechtbank niet bevoegd van deze vorderingen kennis te nemen. De rechtbank zal bevelen, onder verwijzing naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
De zorgverzekering vordering (vorderingen vi en vii)
4.17.
De vrouw vordert (vi) de veroordeling van de man om een zorgverzekering te verzorgen voor de vrouw en de betalingsverplichtingen (premies) daarvan te voldoen en (vii) vast te stellen dat de man de vrouw vanaf 1999 had moeten voorzien van een zorgverzekering en betaling van de zorgpremies. Zij stelt dat de man niet aan deze verplichting heeft voldaan en aansprakelijk is voor de hierdoor geleden en nog te lijden schade. De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man hiertoe op grond van de uitspraken van de Amerikaanse rechtbank van 13 oktober 1999 en van 4 februari 2009 verplicht is. De man heeft geen uitvoering gegeven aan voormelde beslissingen en dient hier alsnog aan te voldoen. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat vorderingen vi en vii niet de hoogste prioriteit hebben en dat dit gedeelte van de vordering bij toewijzing niet ten uitvoer zal worden gelegd.
4.18.
De vrouw woont inmiddels in Nederland. Feit van algemene bekendheid is dat de vrouw in Nederland alleen zelf een zorgverzekering kan afsluiten. De man kan dit niet voor haar doen. Het hangt bovendien af van de medische situatie van de vrouw en van haar verzekeringsverleden of zij geaccepteerd wordt door een zorgverzekeringsmaatschappij. Daar heeft de man geen invloed op. Verder wordt in de beslissing van de Amerikaanse rechtbank specifiek verwezen naar een verzekeringsmaatschappij en polisnummer. Omdat de vrouw inmiddels in Nederland woont is het niet meer mogelijk uitvoering te geven aan de beslissing die eenentwintig jaar geleden is gewezen in de Verenigde Staten. Vordering vi zal daarom worden afgewezen.
4.19.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw niet onderbouwd welk belang zij heeft bij de vaststelling dat de man de vrouw vanaf 1999 had moeten voorzien van een zorgverzekering en betaling van de zorgpremies (eerste gedeelte van vordering vii). De vrouw heeft evenmin onderbouwd dat zij schade heeft geleden of nog zal lijden. Dit brengt mee dat ook vordering vii zal worden afgewezen.
Veroordeling tot informatievoorziening en inzage in vermogensbestanddelen (vorderingen viii en ix)
4.20.
De vrouw vordert de man – overeenkomstig het vonnis van de Amerikaanse rechtbank van 6 juli 1999 en de daarop volgende uitspraken waarin de man wordt veroordeeld tot het verschaffen van inzage in zijn vermogensbestanddelen, en/of op grond van Nederlands recht – te gebieden binnen vier weken na betekening van het vonnis aan de vrouw een opgave te verschaffen van al zijn vermogensbestanddelen, waaronder maar niet beperkt tot:
de omvang, samenstelling en allocatie van zijn volledige binnen- en buitenlandse inkomen en vermogen (inclusief aangiften en aanslagen inkomstenbelasting in Nederland en in het buitenland);
zijn voor verhaal vatbare goederen (die geheel of gedeeltelijk aan de man toebehoren), inkomsten en vermogen (waarover de man direct of indirect kan beschikken, waaronder ook de waarde van deelnemingen in Nederlandse en buitenlandse vennootschappen en voordeel uit of in verband met stichtingen);
enige materiële wijzigingen in voornoemde posten in de laatste twaalf kalendermaanden vóór het vonnis, voor zover deze wijzigingen mogelijk kunnen worden beschouwd als paulianeuze en/of onrechtmatige onttrekkingen waaruit een actueel voor verhaal vatbaar vermogensbestanddeel kan worden afgeleid;
kort gezegd voorzien van een goedkeurende verklaring van een door de vrouw aan te wijzen Nederlandse registeraccountant en onder oplegging van een dwangsom (vorderingen viii en ix).
4.21.
De vrouw stelt dat zij de gevorderde informatie nodig heeft om tot een verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen te komen. De man heeft deze informatie niet verstrekt, ondanks veroordelingen daartoe door de Amerikaanse rechtbank. Ook onder Nederlands recht bestaat een verplichting voor de man om inzage te geven in zijn voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen. De schuldenaar dient immers voor zijn schulden in te staan met al zijn vermogensbestanddelen, zo stelt de vrouw. De registeraccountant dient een goedkeurende verklaring te verstrekken ten aanzien van de aan de vrouw te verschaffen informatie, zodat de vrouw er op kan vertrouwen dat de informatie juist is. Gelet op de weigerachtige houding van de man bestaat bij de vrouw de vrees dat de man bij een toewijzend vonnis niet vrijwillig aan zijn informatieverplichting zal voldoen. Daarom is ook een financiële prikkel in de vorm van een dwangsom nodig, zo stelt de vrouw.
4.22.
De vrouw legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De verplichting tot informatieverstrekking vloeit voort uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, uit het beginsel dat strekt tot medewerking van een schuldenaar om een titel ten uitvoer te kunnen leggen, uit artikel 475g Rv en uit artikel 1:83 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Daarnaast vloeit de informatieverplichting direct voort uit de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank. Daarbij geldt dat op een schuldenaar ook de verplichting rust (naar Nederlands en Amerikaans recht) om goederen niet aan rechtmatig verhaal te onttrekken.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor zover deze betrekking heeft op inzage in het vermogen van de man ten behoeve van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.24.
Tijdens de zitting heeft de vrouw verklaard dat zij veronderstelt dat de rechtbank in Virginia is uitgegaan van een gemeenschap van goederen die eindigde in 1999, maar volgens de man staat niet vast wat de peildatum voor de bepaling van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap is. Partijen hebben verder geen stellingen ingenomen over de peildatum en hebben hun standpunt niet onderbouwd.
4.25.
Partijen zijn nog steeds met elkaar getrouwd. Toen de vrouw de echtscheidingsprocedure aanhangig maakte, gold in Nederland nog niet de regel dat de datum van het verzoekschrift de peildatum is voor de omvang van de huwelijksgemeenschap. Op basis van de stellingen van partijen kan de rechtbank niet beoordelen wat de peildatum is die voor partijen heeft te gelden bij de afwikkeling van hun huwelijksgemeenschap. Dit betekent dat niet duidelijk is of de vrouw belang heeft bij inzage in het huidige vermogen van de man. Bovendien is de vordering van de vrouw niet in lijn met haar stelling dat de peildatum voor de bepaling van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap is gelegen in 1999.
4.26.
Voor zover de vordering ziet op het verkrijgen van inzicht in voor verhaal vatbare goederen, is de rechtbank met de man van oordeel dat uit de dagvaarding blijkt dat de vrouw vooralsnog voldoende inzicht heeft in het vermogen van de man. Bovendien staat de hoogte van de eventuele vordering van de vrouw uit hoofde van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank naar het oordeel van de rechtbank niet vast, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man en zijn beroep op verjaring. Verder is de rechtbank met de man van oordeel dat niet is gebleken dat door de man goederen aan rechtmatig verhaal zijn onttrokken.
4.27.
Voor zover artikel 1:83 BW aan de vordering ten grondslag ligt, is de rechtbank van oordeel dat de man niet verplicht is inlichtingen te verschaffen over zijn vermogen na de peildatum. Om het aandeel van de vrouw in het huwelijksvermogen te kunnen vaststellen moet eerst de peildatum bekend zijn. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat het noodzakelijk is dat zij beschikt over informatie over het vermogen van de man dat hij eventueel na de peildatum heeft opgebouwd.
4.28.
Artikel 475g Rv ziet op informatieverstrekking aan een deurwaarder of zijn vertegenwoordiger en is hier niet van toepassing. Evenmin volgt uit de stellingen van de vrouw een informatieplicht zoals door haar is gevorderd uit de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.29.
Voor zover de vordering ziet op tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank is de rechtbank niet bevoegd van de vordering kennis te nemen. De rechtbank zal ook deze vordering daarom verwijzen naar de verzoekschriftprocedure, waarin de vrouw verlof tot tenuitvoerlegging van de betreffende uitspraken kan verzoeken.
Samenvattend
4.30.
De rechtbank zal de procedure voor wat betreft vorderingen i, iv en v en vorderingen viii, ix en x voor zover vorderingen viii, ix en x zien op tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank, verwijzen naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Die procedure moet worden ingeleid met een verzoekschrift, onder overlegging van alle relevante (authentieke) stukken.
4.31.
De rechtbank zal de procedure voor wat betreft vorderingen ii en iii verwijzen naar het team familie van deze rechtbank. Ook die procedure moet worden ingeleid met een verzoekschrift.
4.32.
De rechtbank laat de bespreking van de verweren van de man, evenals het beroep op verjaring, ten aanzien van de onder 4.30 en 4.31 vermelde vorderingen achterwege omdat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van die vorderingen.
4.33.
De rechtbank zal vorderingen vi en vii afwijzen, evenals de vorderingen viii, ix en x, voor zover deze vorderingen niet worden verwezen naar de verzoekschriftprocedure.
Proceskosten (vordering xi)
4.34.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten overlaten aan de voorzieningenrechter en/of de behandelend rechter van team familie.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt dat de vrouw op haar kosten overgaat tot verbetering van het inleidende processtuk, voor zover dit betrekking heeft op de vorderingen in de akte houdende overlegging producties tevens akte vermindering van eis vermeld onder i, ii, iii, iv, v, viii, ix en x;
5.2.
beveelt voor wat betreft vorderingen i, iv, v en xi, onder verwijzing naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
5.3.
beveelt, voor zover vorderingen viii, ix en x zien op tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank, onder verwijzing naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
5.4.
wijst de vorderingen viii, ix en x voor het overige af;
5.5.
beveelt voor wat betreft vorderingen ii, iii en xi, onder verwijzing naar het team familie van deze rechtbank, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
5.6.
stelt partijen in de gelegenheid hun stellingen zo nodig aan te passen op de voor de verzoekschriftprocedure toepasselijke procesregels;
5.7.
wijst vorderingen vi en vii af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 2339