Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker, uit [woonplaats] ,
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder
Procesverloop
.Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die zijn uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) had zien opschorten. Het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, dat de uitkering met ingang van 15 februari 2022 had opgeschort, leidde tot bezwaar en beroep van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opschorting op 7 april 2022 was opgeheven, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet langer spoedeisend was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening (SGR 22/2195) afgewezen en het beroep (SGR 22/2196) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bestreden besluit inmiddels was herroepen. De verzoeker heeft ter zitting zijn situatie toegelicht, maar de voorzieningenrechter kon hier niet op ingaan, omdat er geen spoedeisend belang meer bestond. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing, behalve voor het beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard.