ECLI:NL:RBDHA:2022:4580
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en maatregelen op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsuitkering ontvangt. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, had bij besluit van 24 maart 2022 de bijstandsuitkering van verzoeker per 1 mei 2022 met 100% verlaagd voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 april 2022 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, terwijl verweerder niet aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft eerst beoordeeld of er sprake was van een spoedeisend belang. Gezien de financiële situatie van verzoeker, die sinds 2 december 2011 bijstandsuitkering ontvangt, was er aanleiding om aan te nemen dat er een spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker eerder al maatregelen had opgelegd gekregen, wat leidde tot recidive. Verweerder had de bijstandsuitkering van verzoeker verlaagd op basis van het niet nakomen van verplichtingen uit de Participatiewet, waaronder deelname aan een traject bij een organisatie.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker zich niet had gehouden aan de afspraken en dat verweerder terecht een maatregel had opgelegd. Hoewel verzoeker aanvoerde dat de maatregel ingrijpende financiële gevolgen had, was de voorzieningenrechter van mening dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.