ECLI:NL:RBDHA:2022:4600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
NL21.18907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser op basis van ongeloofwaardige relatie met christelijk meisje en medische zorgvuldigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Pakistaanse man, heeft op 3 september 2019 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij in Pakistan een relatie had met een christelijk meisje, dat zwanger was geraakt en met wie hij op 17 september 2015 was getrouwd. Eiser verklaarde dat hij en zijn vrouw door haar familie waren aangevallen, wat leidde tot ernstige verwondingen en de dood van zijn vrouw. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de relatie en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij aanvoerde dat het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand was gekomen, mede vanwege zijn psychische klachten (PTSS) en geheugenproblemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende medisch advies had ingewonnen en dat de asielaanvraag op zorgvuldige wijze was behandeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig waren en dat er onvoldoende bewijs was om zijn asielrelaas te onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris geen aanleiding had om een verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verlenen, omdat de gestelde schrijnende omstandigheden niet geloofwaardig waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij benadrukte dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18907

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 5 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Singh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Pakistaanse nationaliteit te zijn.
2. Eiser heeft op 3 september 2019 een asielaanvraag ingediend. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Pakistan een relatie heeft gekregen met een christelijk meisje, genaamd [naam3] [naam2] , dat zij zwanger is geraakt en dat hij daarop met haar is getrouwd op 17 september 2015. Eiser heeft verklaard dat hij en [naam3] na het voltrekken van het huwelijk zijn aangevallen door de familie van [naam3] . Eiser is zwaar gewond geraakt en naar het ziekenhuis gebracht en [naam3] is meegenomen door haar familie, waarna zij is vermoord.
Eiser heeft verklaard dat hij in eerste instantie met hulp van zijn broer is gevlucht naar Karachi. Eiser heeft daar een persoon gezien die hem op de dag van het huwelijk ook heeft aangevallen. Nadat hij hierover contact heeft gehad met zijn broer, heeft zijn broer hem duidelijk gemaakt dat hij het land moest verlaten. Eiser vreest voor zijn leven. Hij is gewaarschuwd door zijn broer dat hij moest vertrekken omdat hij gezocht werd door de familie van [naam3] en de
[naam4]heeft besloten dat eiser gedood moet worden.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser bij het bestreden besluit afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de relatie met het christelijk meisje en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. Volgens verweerder zijn de verklaringen die eiser over zijn problemen heeft afgelegd onwaarschijnlijk, tegenstrijdig, bevreemdingwekkend en ongerijmd.
Verweerder heeft daarnaast besloten om aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, omdat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een dergelijke verblijfsvergunning.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat hij hiertegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Zorgvuldigheid, medisch onderzoek
5. Eiser vindt dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Eiser wijst op de medische stukken die hij na het medisch onderzoek en voorafgaand aan het combinatiegehoor heeft ingediend, en stelt zich op het standpunt dat verweerder op basis daarvan een nieuw medisch onderzoek had moeten laten verrichten door FMMU, [1] dan wel dat verweerder had moeten besluiten tot een FMO. [2] Volgens eiser blijkt uit de stukken dat hij lijdt aan psychische klachten (PTSS [3] ) en geheugenproblemen. Eiser wijst in dat verband ook op WI [4] 2021/12 waaruit blijkt dat, in het geval een vreemdeling na het uitbrengen van een medisch advies, maar voor het afnemen van de gehoren, medische informatie inbrengt die de medisch adviseur niet bekend was ten tijde van het opstellen van het medisch advies, verweerder moet onderzoeken wat deze informatie betekent voor de gehoren. Ook is in de WI vermeld dat de gehoorambtenaar alert moet blijven op signalen dat de vreemdeling niet in staat is zijn asielrelaas naar voren te brengen of vragen daarover te beantwoorden, en dat bij twijfel opnieuw medisch advies moet worden gevraagd.
Eiser heeft zelf het iMMO [5] ingeschakeld voor het laten verrichten van een FMO. Hij heeft de rechtbank verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de iMMO-rapportage. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de uitkomst van het iMMO-onderzoek relevant is voor de beoordeling door de rechtbank, omdat de iMMO-rapportage kan dienen als steunbewijs.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder medisch advies heeft gevraagd aan FMMU voordat het combinatiegehoor heeft plaatsgevonden. FMMU heeft verweerder in haar advies van 12 november 2020 geadviseerd om eiser wel te horen. Daarbij is geadviseerd om rekening te houden met het feit dat eiser wegens lichamelijke klachten zijn linkerarm niet kan gebruiken. Tevens is opgemerkt dat eiser heeft aangegeven littekens te hebben op zijn rechterarm en hoofd. Vervolgens is opgemerkt dat eiser enige klachten aangeeft, maar dat deze niet zo ernstig zijn dat deze een belemmering vormen voor het horen en beslissen door verweerder.
Van psychische klachten of beperkingen is in het medisch advies van FMMU geen melding gemaakt.
7. Tijdens het combinatiegehoor, waarvan het eerste deel op 16 april 2021 is afgenomen en het tweede deel op 19 augustus 2021, zijn de psychische klachten van eiser wel aan de orde geweest. De rechtbank stelt vast dat de gehoormedewerker heeft benoemd dat eiser medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij psychische klachten ervaart en dat hij geheugenproblemen heeft, en dat daarmee zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden door data eventueel bij benadering uit te vragen en door eiser de tijd te geven om rustig na te denken.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op zorgvuldige wijze heeft voorbereid. In de beroepsgronden ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat verweerder zich niet op het FMMU-advies van 12 november 2020 heeft mogen baseren of dat verweerder voorafgaand aan het tweede deel van het combinatiegehoor een nieuw medisch advies had moeten inwinnen. Uit het rapport van het combinatiegehoor blijkt dat eiser uitvoerige verklaringen heeft afgelegd en op alle vragen antwoord kon geven. Niet is gebleken dat eiser op enig moment niet volledig en coherent kon verklaren. Het rapport geeft er blijk van dat de gehoormedewerker op de hoogte was van de medische situatie van eiser en dat deze meermalen de vraag heeft gesteld of het gehoor kon plaatsvinden en/of kon worden voortgezet. Eiser heeft daarop steeds bevestigend geantwoord. Er zijn ook enkele pauzes ingelast. Dat er tegenstrijdigheden in de afgelegde verklaringen zijn geconstateerd, biedt geen aanknopingspunt voor de stelling dat eiser niet in staat was om coherent te verklaren.
De rechtbank ziet in het rapport van het combinatiegehoor of elders in het dossier geen onderbouwing van de stelling dat de medische situatie van eiser tussen het eerste en het tweede deel van het gehoor wezenlijk is veranderd. In het enkele feit dat er een behoorlijke periode heeft gezeten tussen het eerste en het tweede deel van het combinatiegehoor, en dat er dus sprake is geweest van een aanzienlijk tijdsverloop tussen het FMMU-onderzoek en het tweede deel van het gehoor op 19 augustus 2021, heeft verweerder geen reden hoeven zien om een nader medisch advies te vragen of om een FMO te laten plaatsvinden. De conclusie is dat verweerder bij zijn beoordeling van eisers asielrelaas af mocht gaan op de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het combinatiegehoor.
8. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om het onderzoek te heropenen in afwachting van afronding van het iMMO-onderzoek. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat niet bekend is wanneer het onderzoek zal kunnen worden afgerond en dat iMMO in zijn brief van 18 november 2021 heeft aangegeven dat een dergelijk onderzoek tien maanden kan duren. Dat zou betekenen dat het onderzoek mogelijk pas in september 2022 is afgerond. Heropening zou daarom leiden tot een onaanvaardbare vertraging in de behandeling van het beroep.
Geloofwaardigheid
9. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas diverse documenten overgelegd, waaronder een politierapport van 17 september 2015 en een krantenartikel over het gestelde voorval op de dag van het huwelijk, een
affidavit of free willvan 17 september 2015 en een krantenartikel over de dood van [naam3] [naam2] Eiser stelt dat deze in het bestreden besluit ten onrechte niet in zijn voordeel zijn meegewogen. Eiser stelt daarbij dat zijn verklaringen, de overgelegde documenten en zijn littekens in onderlinge samenhang hadden moeten worden beoordeeld.
Eiser stelt verder dat hem ten onrechte is tegengeworpen dat hij tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard. Verweerder heeft daarbij volgens eiser ook te weinig rekening gehouden met wat hij vervolgens in zijn correcties en aanvullingen heeft vermeld.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde relatie met het christelijk meisje en de daaruit voortgevloeide problemen ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft gewezen op cruciale verschillen in de door eiser afgelegde verklaringen, bijvoorbeeld over de risico’s die voor eiser verbonden waren aan het hebben van een relatie met een christelijk meisje. Eiser heeft tijdens het combinatiegehoor enerzijds twee keer gezegd niet te hebben geweten van de risico’s van een relatie met een christelijk meisje [6] en anderzijds dat hij vanaf het begin van de relatie wist dat een liefdesrelatie tussen twee personen van verschillende religies grote gevolgen zou kunnen hebben. [7]
Ook de verschillen in de verklaringen over getuigen bij een huwelijk zijn opvallend. Eiser heeft eerst gezegd [8] dat je twee getuigen nodig hebt:
“Een voor haar en een voor mij.”. Later heeft hij verklaard:
“De twee personen die met elkaar trouwen moeten twee getuigen hebben. Ik heb [naam5] en [naam6] geregeld en ik heb hen betaald. Zij moest ook twee getuigen hebben. Zij had er eentje en dat was haar vriendin, die was gratis meegegaan. Zonder getuigen kun je niet trouwen.” [9] .Verweerder heeft ook gewezen op opvallende verschillen in de verklaringen over wanneer eiser zijn ouders zou hebben verteld over de relatie. Eerst heeft eiser verteld dat zijn ouders pas achter de relatie zijn gekomen toen hij in het ziekenhuis lag. [10] Later heeft hij verklaard dat hij vier of vijf maanden voor het huwelijk zijn ouders heeft verteld over [naam3] . [11]
Verder heeft verweerder nog op de verklaringen gewezen die eiser heeft afgelegd over het voorval na het sluiten van het huwelijk buiten de rechtbank. Eiser heeft eerst verteld dat de familie van [naam3] hen toevallig uit de rechtbank zag komen [12] en later heeft hij gezegd dat de vriendin van [naam3] , die getuige was bij het huwelijk, waarschijnlijk de familie van [naam3] van het huwelijk op de hoogte heeft gebracht, en dat zij daarvoor later haar excuses heeft aangeboden. [13]
Deze verklaringen komen op cruciale punten niet met elkaar overeen en verweerder heeft dat in het bestreden besluit terecht als tegenstrijdig aangemerkt. De nuances die eiser in zijn correcties en aanvullingen op het gehoor heeft aangebracht, bijvoorbeeld dat hij wel wist van de risico’s van het hebben van een relatie met een christelijk meisje maar dat hij niet heeft beseft dat het tot zulke grote problemen zou leiden, nemen de cruciale tegenstrijdigheden niet op alle punten weg.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder voorafgaand aan het bestreden besluit kennis heeft genomen van de overgelegde documenten. Over het politierapport heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het niet kan worden onderzocht op echtheid. Verder heeft verweerder eiser tegengeworpen dat in het rapport geen namen van verdachten zijn genoemd, wat volgens verweerder dan ook verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat [naam3] had kunnen worden beschermd als eiser de namen wel had genoemd, en dat hij het daarom onnavolgbaar vindt dat eiser uit respect voor zijn vrouw de namen niet met de politie zou hebben gedeeld. Ten aanzien van het krantenartikel over de dood van [naam3] heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat slechts kan worden gespeculeerd over wat de gang van zaken is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het voorgaande voldoende heeft gemotiveerd dat eiser met de overgelegde documenten zijn asielrelaas niet heeft kunnen staven.
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de afgelegde verklaringen, de overgelegde documenten en de littekens op zijn lichaam onvoldoende in samenhang zijn beoordeeld. Over de littekens en verwondingen heeft verweerder terecht opgemerkt dat uit de overgelegde medische stukken niet blijkt wat de toedracht van de verwondingen is geweest. Maar bovenal nemen de overgelegde documenten en de littekens op het lichaam van eiser de geconstateerde tegenstrijdigheden in de afgelegde verklaringen niet weg.
13. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder het relevante element ‘relatie met christelijk meisje en de daaruit voortvloeiende problemen’ niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Dat leidt ertoe dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond.
Verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden
14. Eiser voert tot slot aan dat verweerder hem ambtshalve een verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden had moeten verlenen vanwege de door hem gestelde schrijnende feiten en omstandigheden. Omdat deze niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, heeft verweerder daarin ook geen aanleiding hoeven zien om eiser een dergelijke vergunning te verlenen.
Slotoverwegingen
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
2.forensisch medisch onderzoek.
3.posttraumatische stressstoornis.
4.Werkinstructie.
5.instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek.
6.rapport combinatiegehoor, pagina 21 van 49.
7.rapport combinatiegehoor, pagina 31 van 49.
8.rapport combinatiegehoor, pagina 24 van 49.
9.rapport combinatiegehoor, pagina 35 van 49.
10.rapport combinatiegehoor, pagina 19 van 49.
11.rapport combinatiegehoor, pagina 30 van 49.
12.rapport combinatiegehoor, pagina 24 van 49.
13.rapport combinatiegehoor, pagina 38 van 49.