ECLI:NL:RBDHA:2022:4602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
NL22.1146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig asielrelaas en gebrek aan bewijs van dood familieleden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft een asielaanvraag ingediend op 5 januari 2020, die aanvankelijk niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Na een mededeling van de verweerder dat de overdracht aan Italië niet tijdig had plaatsgevonden, werd de aanvraag in de nationale procedure behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor zijn neef, die in het verleden zijn vader en broer heeft vermoord, en dat hij daarom niet veilig in Nigeria kan blijven.

De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser beoordeeld. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van de dood van zijn vader en broer, wat door de rechtbank als een tekortkoming werd gezien. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te staven en dat zijn verklaringen vaag en tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag terecht als ongegrond is afgewezen, omdat eiser niet in staat was om zijn asielrelaas overtuigend te onderbouwen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1146

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 28 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten.
2. Op 5 januari 2020 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 10 april 2020 niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Op 1 oktober 2020 heeft verweerder medegedeeld dat eiser niet binnen de uiterste overdrachtstermijn is overgedragen aan Italië, zodat de asielaanvraag eiser in de nationale procedure zal worden behandeld.
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria te vrezen heeft voor zijn neef, [Naam 2]. Zijn neef heeft in 1999 de vader van eiser vermoord. [Naam 2] zit achter de bezittingen van eisers vader aan en wil alle mannelijke erfgenamen vermoorden. Daarom heeft [Naam 2] in 2010 ook de broer van eiser vermoord.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Moord op vader en de doodsbedreigingen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen
als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Verweerder heeft de door
eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar het andere
relevante element niet.
6. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Eiser stelt dat geen sprake is van vaagheden, tegenstrijdigheden en onwaarschijnlijkheden in zijn verklaringen. Hij verklaart echter heel simpel, omdat hij analfabeet is. Verweerder heeft hier op geen enkele wijze rekening mee gehouden, aldus eiser.
8. Uit het medisch advies horen en beslissen van de FMMU [2] blijkt dat eiser geschikt is bevonden om te worden gehoord. Er is niet gebleken van beperkingen die dit in de weg staan. Ook uit het rapport van het nader gehoor of uit de correcties en aanvullingen daarbij kan niet worden afgeleid dat eiser niet in staat was om adequaat te verklaren. De stelling dat eiser analfabeet is, maakt niet dat niet van hem verwacht mag worden dat hij volledig en duidelijk verklaart over de gebeurtenissen die aan zijn asielaanvraag ten grondslag liggen. Dat geldt zeker als het gaat om gebeurtenissen die de kern van zijn asielrelaas raken.
9. Eiser stelt dat het niet te volgen is dat verweerder hem tegenwerpt dat hij geen documenten heeft overgelegd die de dood van zijn vader en broer aantonen. Verweerder volgt eiser immers in de stelling dat de algemene ambtsberichten over Nigeria geen melding maken van overlijdensaktes. Verder heeft eiser voldoende overtuigend verklaard over het overlijden van zijn vader en broer. Indien sommige punten voor verweerder niet duidelijk waren, had verweerder daarop door moeten vragen, aldus eiser.
10. In geschil is de geloofwaardigheid van de dood van eisers vader en broer. Verweerder volgt eiser terecht in de stelling dat er in de algemene ambtsberichten over Nigeria geen informatie is opgenomen over overlijdensaktes. Maar daaruit kan niet worden afgeleid dat overlijdensaktes in Nigeria niet kunnen worden opgevraagd en dat het voor eiser onmogelijk is om dergelijke documenten in bezit te krijgen. Vaststaat dat eiser geen enkel document heeft overgelegd om de dood van zowel zijn vader als zijn broer aan te tonen. Verder is niet gebleken van pogingen van eiser om dergelijke documenten te verkrijgen. Nu eiser geen stukken heeft ingebracht ter onderbouwing van zijn asielrelaas, had hij dit relaas met zijn verklaringen over de dood van zijn vader en van zijn broer aannemelijk moeten maken. Daarbij mag van eiser worden verwacht dat hij volledig en gedetailleerd verklaart, en is het niet aan verweerder om verder door te vragen. In het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder uitvoerig gemotiveerd waarom hij vindt dat eiser vaag, tegenstrijdig en onwaarschijnlijk heeft verklaard. Eiser heeft daar onvoldoende tegen ingebracht.
11. Eiser stelt verder dat de directe aanleiding voor zijn vertrek uit Nigeria de dood van zijn vader en broer was. Eiser stelt dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het feit dat [Naam 2] hem overal en altijd kan vinden in Nigeria. Hij heeft van jaartal tot jaartal beschreven waar hij met zijn gezin heeft verbleven. Na het overlijden van zijn vader was eiser slechts een kind. Hij kon toen niet uit Nigeria vertrekken. Eiser stelt dat verweerder dit ten onrechte niet heeft betrokken bij de beoordeling van het asielrelaas.
12. Uit eisers relaas blijkt dat hij geruime tijd na de gestelde dood van zijn vader en broer in Nigeria is gebleven. Niet valt in te zien dat eiser niet eerder is vertrokken, als hij echt met de dood werd bedreigd door [Naam 2]. Ten tijde van de dood van zijn broer was eiser al volwassen. Zijn leeftijd kan toen geen belemmering zijn geweest om Nigeria te verlaten. Verder heeft eiser niet uitgelegd hoe het kan dat hij buiten schot is gebleven in de periode dat hij na de dood van zijn broer in Nigeria verbleef, terwijl hij heeft verklaard dat [Naam 2] hem overal en altijd kan vinden. Verweerder heeft de door eiser gestelde aanleiding voor zijn vertrek daarom niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de
Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.