Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[Naam 1] en [Naam 2], verzoekers
[Naam 4],
[Naam 5],
[Naam 6]en
[Naam 7]
Rechtbank Den Haag
Op 10 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL22.5466 en NL22.5468, waarin verzoekers, [Naam 1] en [Naam 2], de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder hebben. De verzoekers hebben een voorlopige voorziening gevraagd na de afwijzing van hun asielaanvragen op 29 maart 2022, die door de verweerder als kennelijk ongegrond zijn bestempeld. Tijdens de zitting op 22 april 2022 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. C.H.H.P.M. Kelderman, en is er een tolk, D. Fogl, aanwezig geweest. De verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de aanverwante zaken NL22.5465 en NL22.5467, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Andel, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.