ECLI:NL:RBDHA:2022:4640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
20/2360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel met zonnecollectoren in Zoetermeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel met geïntegreerde zonnecollectoren. Eiseres, wonende in de nabijheid van de vergunninghouder, had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, die op 5 september 2019 door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer was afgegeven. Eiseres stelde dat het welstandsadvies, dat aan de vergunning ten grondslag lag, niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de dakkapel niet voldeed aan de welstandscriteria.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit, waarin de vergunning werd verleend, op zorgvuldige wijze was genomen. De rechtbank oordeelde dat het welstandsadvies van de Stadsbouwmeester, dat in bezwaar was opgesteld, voldoende onderbouwd was en dat de conclusies daarvan logisch waren. Eiseres had een contra-expertise ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet volledig was en niet opwoog tegen het welstandsadvies. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van strijd met de redelijke eisen van welstand en dat de vergunning terecht was verleend.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2360

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Verheijen)
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigden: mr. R. van Fehrmann en R. Heerings)
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij], te [woonplaats] , vergunninghouder

Procesverloop

In het besluit van 5 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouder voor het plaatsen van een dakkapel met geïntegreerde zonnecollectoren op het dak van de woning met het adres [adres] [huisnummer 1] te [plaats] .
In het besluit van 4 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghouder heeft een schriftelijke zienswijze gegeven.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is verschenen.

Overwegingen

1. Vergunninghouder heeft bij brief van 29 november 2020 een schriftelijke zienswijze met bijlagen ingediend die onder meer zien op de persoonlijke situatie van eiseres. Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 13 februari 2022 verzocht deze stukken om redenen van privacy en gebrek aan relevantie niet aan het dossier toe te voegen, dan wel daaruit te verwijderen. De rechtbank constateert dat de stukken tijdig zijn ingediend. De rechtbank ziet geen aanleiding om de stukken buiten het dossier te laten. Voor zover deze stukken betrekking hebben op de persoonlijke situatie van eiseres, zijn zij niet van belang voor de beoordeling van het voorliggende geschil. De rechtbank heeft de desbetreffende passages uit de stukken niet betrokken in haar beoordeling en zal deze hieronder daarom onbesproken laten.
2. De brief van vergunninghouder van 22 februari 2022 die betrekking heeft op diverse handhavingsverzoeken, is te laat ingestuurd, namelijk twee dagen voor de zitting. Niet valt in te zien waarom deze stukken van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het in deze procedure voorliggende geschil. Bovendien hebben partijen niet meer kunnen reageren op deze brief. Ook deze brief blijft daarom buiten de beoordeling van de rechtbank.
3. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres woont op het adres [adres] [huisnummer 2] te Zoetermeer. Het perceel van deze woning grenst aan het perceel van [adres] [huisnummer 1] , dat eigendom is van vergunninghouder. Op 5 september 2019 heeft vergunninghouder een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een dakkapel met geïntegreerde zonnecollectoren op het schuine dak van zijn woning. Deze vergunning – een zogeheten ‘flitsvergunning’ – voor ‘het bouwen van een bouwwerk’ is dezelfde dag verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a in samenhang met artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
4. Verweerder heeft aan het primaire besluit ten grondslag gelegd dat geen van de in artikel 2.10, eerste lid van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoet. Verweerder heeft de vergunning om die reden verleend. In het bestreden besluit is het primaire besluit gehandhaafd, onder aanvulling van de motivering hiervan.
5. Eiseres is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Ter zitting heeft zij bevestigd dat haar gronden alleen nog gericht zijn tegen de uitleg en toepassing van de welstandscriteria en de conclusies die in dat kader zijn getrokken. Volgens eiseres is er wel sprake van strijd met de welstandscriteria en is het door haar overgelegde welstandsadvies door verweerder ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Om die reden had de omgevingsvergunning geweigerd moeten worden.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Het bouwplan behelst een schuin aangekapte dakkapel met geïntegreerde zonnecollectoren, te plaatsen op het zijdakvlak van de woning van vergunninghouder.
7.2
De rechtbank overweegt dat op een schuin dak zonder vergunning zonnecollectoren kunnen worden geplaatst wanneer die niet uitsteken en binnen het vlak van het dak blijven. Dit volgt uit artikel 2, aanhef en zesde lid, onder a, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). De zonnecollectoren uit het bouwplan voldoen aan de geformuleerde eisen. Het bouwplan is op dat onderdeel dus vergunningsvrij.
8.1
Op een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak kan, gelet op het bepaalde in Bijlage II artikel 2 onderdeel 4 van het Bor, zonder vergunning een plat afgedekte dakkapel worden gerealiseerd van 1,75 meter hoog. Tussen partijen is niet in geschil dat de dakkapel in het bouwplan vergunningplichtig is, omdat sprake is van een schuin aangekapte dakkapel.
8.2
Voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’ geldt dat deze wordt geweigerd als er sprake is van één van de volgende weigeringsgronden: strijd met het Bouwbesluit 2012, strijd met de Bouwverordening, strijd met het bestemmingsplan en/of strijd met de redelijke eisen van welstand. Dit volgt uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Als er geen sprake is van één van deze weigeringsgronden, dan moet de vergunning verleend worden. Er is geen sprake van beoordelingsruimte bij het bestuursorgaan, omdat het gaat om een gebonden beschikking.
9.1
De rechtbank stelt vast dat het bestemmingsplan, de Bouwverordening en het Bouwbesluit 2012 partijen niet (meer) verdeeld houden. Niet langer in geschil is dat het bouwplan hieraan voldoet. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
9.2
Waar verweerder er in het primaire besluit nog van uitging dat het bouwplan voldeed aan de sneltoetscriteria van de Welstandsnota, is aan het bestreden besluit alsnog een advies van de Stadsbouwmeester ten grondslag gelegd. Hierin is het bouwplan getoetst aan de Welstandsnota.
9.3
Eiseres stelt dat de Stadsbouwmeester er in het welstandsadvies aan voorbij gaat dat het bouwplan niet aan de sneltoetscriteria voldoet. De rechtbank is van oordeel dat deze grond niet kan slagen. De stadsbouwmeester heeft geconstateerd dat het bouwplan niet voldoet aan de sneltoetscriteria uit de Welstandsnota 2012 en het bouwplan daarom getoetst aan de algemene welstandcriteria. Bij dit advies heeft de Stadsbouwmeester ook de bezwaren van eiseres betrokken. Hij heeft gemotiveerd dat de dakkapel – mede gelet op de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen – wat betreft volume, maat, schaal en verschijningsvorm past in de omgeving en daarmee in harmonie is. Ook vermeldt hij dat het bouwplan in vormgeving, kleur- en materiaalgebruik zorgvuldig is afgestemd op de bestaande woning, het woningblok en de omliggende gebouwen. Daarnaast is de dakkapel voldoende afgestemd op de stedenbouwkundige en architectonische typologie van het gebied. De dakkapel is voldoende consistent in de gekozen bouwstijl. De Stadsbouwmeester concludeert dat geen sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand.
9.4
De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het welstandsadvies mag baseren als dit zorgvuldig tot stand is gekomen, de hierin opgenomen redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. De rechtbank staat dan ook voor de vraag of aan die voorwaarden niet is voldaan, zoals eiseres heeft aangevoerd. [1]
9.5
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is van onzorgvuldigheid bij de totstandkoming van het welstandsadvies, of van een onbegrijpelijke redenering. De Stadsbouwmeester is in dit advies uitvoerig ingegaan op de algemene welstandscriteria zoals vastgelegd in de Welstandsnota en heeft per criterium toegelicht waarom het bouwplan hieraan in zijn optiek voldoet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich in beginsel op het welstandsadvies van de Stadsbouwmeester heeft mogen baseren nu dit voldoet aan de regels zoals in de rechtspraak geformuleerd.
9.6
De omstandigheid dat het welstandsadvies van de Stadsbouwmeester pas in bezwaar tot stand is gekomen, doet geen afbreuk aan het voorgaande. Op het bestuursorgaan rust de verplichting om het primaire besluit, op grond van het bezwaar van eiseres, volledig te heroverwegen. In dit geval heeft verweerder in bezwaar besloten om alsnog een welstandsadvies aan de Stadsbouwmeester te vragen, omdat het bouwplan bij nader inzien niet voldeed aan de sneltoetscriteria uit de Welstandsnota 2012. Nu de beoordeling door de Stadsbouwmeester verder gaat dan toetsing aan de sneltoetscriteria valt niet in te zien dat eiseres, anders dan zij zelf stelt, door deze handelwijze in haar belangen zou zijn geschaad.
9.7
Eiseres stelt dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Welstandsnota. Zij verwijst ter onderbouwing naar de contra-expertise die in de bezwaarfase op haar verzoek is uitgevoerd door ir. R. Bosch van adviesbureau Het Oversticht. Hij concludeert dat de dakkapel niet voldoet aan de sneltoetscriteria uit de Welstandsnota 2012. Bij toetsing aan de algemene criteria voor het reguliere welstandsniveau concludeert Bosch dat een aangekapte dakkapel op deze plek in principe wel denkbaar is, maar dat de dakkapel in volume, maat en schaal onvoldoende is afgestemd op de woning en op de aangekapte dakkapellen in de omgeving. De conclusie luidt dat het ingediende plan in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
9.8
Verweerder heeft onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften het rapport van Het Oversticht terzijde geschoven. Volgens verweerder is in dit rapport geen sprake van een volledige toetsing aan de welstandscriteria. Er wordt slechts aan twee van de zeven criteria uit de Welstandsnota getoetst, aan de hand waarvan vervolgens wordt gestuurd op een andere uitvoering van het plan dat aansluit bij de wensen van eiseres. Daarmee kan het rapport volgens verweerder niet opwegen tegen het advies van de Stadsbouwmeester.
9.9
De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan het rapport van Het Oversticht geen doorslaggevende betekenis heeft hoeven toekennen. Anders dan in het welstandsadvies van de Stadsbouwmeester, wordt in het rapport van Het Oversticht niet kenbaar ingegaan op alle reguliere welstandscriteria uit de Welstandsnota 2012. Voor zover in het rapport van Het Oversticht wordt gesteld dat het bouwplan niet in harmonie is met de woning en aangekapte dakkapellen in de omgeving, behelst het een andere waardering van het bouwplan en een motivering voor een andere uitvoering van de dakkapel. Het roept daarmee geen vragen op over het welstandsadvies van de Stadsbouwmeester. Volgens vaste rechtspraak volgt hieruit dat verweerder het welstandsadvies nog steeds als uitgangspunt heeft mogen hanteren en het tegenadvies terzijde heeft mogen schuiven. [2] Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de algemene welstandscriteria uit de Welstandsnota 2012 waarover de Stadsbouwmeester en Het Oversticht van mening verschillen (met name de vereisten dat het bouwplan in harmonie is met de woning en de omgeving) naar hun aard niet in de weg staan aan uiteenlopende waarderingen van het bouwplan.
9.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de Stadsbouwmeester schriftelijk had moeten reageren op het rapport van Het Oversticht. Het staat ter beoordeling van verweerder of een ingebracht tegenadvies aanleiding geeft om de eigen deskundige om een reactie te vragen. Nu de rechtbank van oordeel is dat verweerder zich op het welstandsadvies van de Stadsbouwmeester heeft mogen baseren, bestaat geen aanleiding om – zoals eiseres heeft verzocht – een onafhankelijk deskundige te benoemen.
10. De rechtbank concludeert dat verweerder zich op het welstandsadvies heeft mogen baseren en vervolgens terecht op het standpunt heeft gesteld dat een weigeringsgrond als genoemd in artikel 2.10, eerste lid van de Wabo zich niet voordoet. Nu aan alle voorwaarden van artikel 2.10 van de Wabo is voldaan, was verweerder gehouden de omgevingsvergunning te verlenen. Aan een beoordeling van de gestelde privacy-inbreuk en waardedaling is verweerder dus ook terecht niet toegekomen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Huizenga, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2022.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie hiervoor Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2088
2.Zie bijvoorbeeld AbRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019, 2879