ECLI:NL:RBDHA:2022:4652
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De zaak betreft een verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, dat eerder op 4 maart 2021 door de staatssecretaris was afgewezen. Het bezwaar van verzoeker tegen deze afwijzing werd op 17 mei 2021 kennelijk ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde en de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de artikelen 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen werd vastgesteld dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, aangezien er op 4 maart 2022 al een uitspraak was gedaan op het beroep dat verband hield met dit verzoek. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.